Winkelmand

Geen producten in je winkelwagen.

EUR-voorzitter: ‘Ik ben een beetje rebels’

Pauline van der Meer Mohr was in haar jeugd een introvert Lyceum-meisje in Den Haag. Dat veranderde toen zij vluchtte naar Rotterdam.

Daar vond ze wat ze nog steeds belangrijk vindt: ­autonomie. ‘Ik ben een beetje een rebel.’

Al speelt zij slechts een bijrol in De Prooi, ABN-Amro-chroniqueur ­Jeroen Smit heeft zijn best gedaan Pauline van der Meer Mohr niet onopgemerkt voorbij te laten gaan.

NATURE NURTURE

Welke invloeden 'vormen' de topman of -vrouw? Management Team en The Executive Network onderzoeken in een reeks interviews samen de aloude vraag naar nurture en nature van onze ceo's en de invloed daarvan op hun carrière.

> alle interviews
Het is anderhalf jaar voordat dé bank wordt overgenomen door een insolvabel consortium van concurrenten. President-commissaris Arthur Martinez overweegt het ontslag van Rijkman Groenink. En juist met die laatste heeft Pauline van der Meer Mohr rond die tijd een sollicitatiegesprek. Voor de HR-directeursfunctie.

Het is een bijzonder gesprek, zo stelt De Prooi. Het valt Groenink op dat ze niet bang is uitgevallen: “Als hij haar tijdens hun eerste ontmoeting op pesterige toon een beetje test, slaat ze meteen hard ­terug. Van der Meer Mohr eist een veto op zijn benoemingen.”

Groenink, die zich zelfs voor het hekje van de rechtbank wist weg te schertsen, vond in Pauline van der Meer Mohr een verbaal waardige gesprekspartner.

Overzee

Daar zag het niet altijd naar uit. Voor haar 17de interesseerde Van der Meer Mohr zich meer voor literatuur dan voor de bancaire pikorde. Het hart van haar ­beide ouders lag overzee, in Nederlands-Indië: vader en moeder mengden hun Nederlands met Pasar-Maleis. Tot op de basisschool weet Pauline niet beter of een ­banaan en een komkommer heten pisang en ketiemoen.

Vader was eskadercommandant bij de ­Koninklijke Marine. Doordeweeks was hij in Den Helder. Vaak zat hij maandenlang in de vaart. Van der Meer Mohr: “Mijn ­ouders hadden een weekendhuwelijk. Als vader thuiskwam, rook ik de geur van stookolie op zijn uniform.”
Eenmaal thuisgekomen was hij marineofficier genoeg om zijn aanwezigheid te ­laten gelden: stond moeder in de ­kombuis, dan zwabberden Pauline en haar broertje het dek. ’s Avonds moest ze vroeg ‘naar kooi’.

Torpedojagers

Haar vader begon zijn loopbaan als adelborst op de Hr. Ms. Tromp, die een week voor de Slag bij de Javazee beschadigd werd door Japanse torpedojagers. Bij die slag verloor hij veel van zijn makkers. Moeder woonde elders in de archipel en werd als zeventienjarige jonge vrouw in een jappenkamp geïnterneerd, een ervaring waar zij altijd ‘zeer gefilterd’ over sprak. Van die geschiedenis kreeg haar dochter iets mee. Van der Meer Mohr: “Je leven kan elk moment in de war worden gegooid. Laat het nooit zomaar voorbij kabbelen.”

Van der Meer Mohr kwam steevast met keurige rapporten thuis, en ging, 12 jaar oud, naar het Eerste Vrijzinnig Christelijk Lyceum. Ze voelde zich echter niet erg thuis in het ‘hockeycultuurtje’. Toen haar klasgenootjes in 5-gymnasium ­clandestien hun toekomstige jaarclubjes van ­Minerva bij elkaar konkelfoesden, kreeg zij daar ‘zulke vlekken van in de nek’, dat zij ­besloot te gaan studeren in een stad waar geen klasgenoot heen ging: Rotterdam.

Het bleek een vlucht naar voren: drie jaar later was ze praeses van RVSV, ofwel: de Rotterdamsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging. Daar leerde zij “urenlang op een tafel speechen over paperclips” – een vaardigheid die haar in haar latere jaren als advocaat van pas kwam, maar ook nu nog, als voorzitter van het college van bestuur van de Erasmus Universiteit en als commissaris bij halfgeleiderwereldmarktleider ASML, en sinds vorig jaar ook bij chemiegigant DSM, waar ze ­als niet-accountant in een auditcommittee zit.

Van der Meer Mohrs leven, zoals haar loopbaan, heeft ook weg van een dans met de maatschappelijke mores: een ­aftasten, afstoten en weer aantrekken. Zoals zij als introvert meisje van haar klasgenootjes naar Rotterdam vluchtte, zo soepel ­voegde zij zich daar in de ­uitbundige corpora. Van ‘dan-maar-­rechten’-meisje tot autonome vrouw, die in de weekends ‘een 24-uurs-taxidienst is voor de kinderen’. Het leven is in haar woorden een serieuze aangelegenheid, maar mag ‘nooit saai’ worden: “Alles wat je doet, moet onvergetelijk zijn.”

 

Vraag en antwoord

Leidden uw ouders onvergetelijke ­levens?

“Ja. Over mijn vader gaat een roemrucht verhaal de rondte. Toen hij al eskadercommandant was, is hij een keer ­overboord gesprongen. Zomaar, voor een ­ongeplande oefening. Man overboord! Dat deed hij terwijl al die schepen al aan het opstomen waren, een heel eskader. Iemand uit zee opvissen, dat doe je niet zo maar eventjes. Dat zijn altijd ­geplande oefeningen. Maar hij vond dat nonsens: rampen kun je niet plannen. Dus als ­niemand eraan wil ­geloven, zo dacht hij, dan geef ik zelf maar het goede voorbeeld. Hij zei tegen zijn eerste officier: ‘Let jij even op het schip, wil je? Man overboord!’ En toen sprong-ie. Die ­officier schrok zich een ongeluk…”

Zou u ooit zover gaan?
“Nee, nee, geen denken aan!”
Twijfelend: ‘En toch… De rebel zit ook in mij. Aan de ene kant zoek ik altijd ­extreme verantwoordelijkheid en ­discipline. En net als mijn vader worden mij ook posities van leiderschap gegund. Maar daarnaast ben ik ook wel een tikje anarchistisch. Ik ­probeer altijd mijn eigen stem te vinden. En een tikkeltje af te ­wijken van de ­verwachtingen.”

Kunt u een voorbeeld geven?
“Toen ik pas kort bij TNT werkte, moest ik een presentatie geven aan de raad van commissarissen over wat ik er had ­aangetroffen als ­hr-­directeur. Dat zou een redelijk analytisch verhaal moeten zijn. En ik dacht: daar zitten commissarissen niet op te wachten, die horen liever het verhaal achter de cijfers. Dus ik heb ze een powerpoint gegeven met alleen maar foto’s. Geen statistieken. Geen tabellen. En de laatste foto was er een van een leeuw die totaal op apegapen lag, met daaronder de tekst: Any questions?”

U wilde ze wakker houden?
“Ik wilde ze prikkelen. Ceo Peter Bakker zat bij die presentatie, maar ik had hem die niet van tevoren laten inzien. En hij zei achteraf: ‘het lukt alleen Pauline om met zo’n presentatie weg te komen’.”

Bent u wel eens ergens niet mee ­weg­gekomen? Of op het matje geroepen, zoals uw vader?
“Zo bont heb ik het nog nooit gemaakt.”

Gaat dat nog eens gebeuren?
“Nee. Zeker niet. Ik kleur uiteindelijk ­altijd netjes tussen de lijntjes.”

Waarom ging u rechten studeren?
“Tot mijn 17e wilde ik concertpianiste worden. Mijn realiteitszin verstoorde dat. Toen kwam de vraag: wat dan? Nou, dan dus maar rechten… Dat was negatieve selectie. Dus als ik nu een lezing houd voor eerstejaars over carrière­keuzes, vertel ik over mijn klassieke fouten: keuzes maken uit eliminatie en niet uit visie. Ik ben een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet.”

Maar wel naar de RVSV?
“Ik liet me overhalen. In mijn introductieweek sprak ik een jongen die RSC-lid was. Die zei: ‘jij moet naar de RVSV’. Ik zei: ­‘hoezo moet ik dat? Dat bepaal ik zelf wel.’ Toen vroeg die ­jongen mij: ‘wat moet ik doen om jou wel zover te krijgen?’ Ik zei hem dat als hij de hele week volgeplakt met RVSV-stickers op zijn hoofd en ­T-shirt zou rondlopen, ik het zou overwegen. Dat deed-ie toen. En toen kon ik niet meer ­terug.”

Beschouwt u uw keuze om in Rotterdam te gaan studeren als een vlucht?
“Ja… Ik had er sterk behoefte aan om zelf te kiezen. Autonomie is ontzettend ­belangrijk voor mij.”

Nog steeds evenveel als in uw jeugd?
“Ja, maar anders: ik ben meer gaan ­geven en nemen. En ik ben in mijn loopbaan de relativiteit van dingen in gaan zien. Ik denk vaker: in deze sloot ga ik niet mijn einde zoeken. Pick your battles.”

Uw sollicitatiegesprek bij ABN-Amro leek zo’n gevecht. Wat is daar precies tussen u en Groenink voorgevallen?
“Wat hij precies zei, weet ik niet meer, maar het was vooral een speels gesprek. Heel corporaal. Groenink is een man die iedereen uittest. En dus mij ook. Om een voorbeeld te geven: in mijn eerste maand was ik zo stom geweest te zeggen dat ik net op dieet was. Dus toen we in ­Egmond aan Zee in een zaal vol bankiers zaten, brulde hij van de ene hoek naar de ­andere: ‘Hé, Pauline! Pas jij al in je bikini?’”

U bent dan niet beledigd?
“Integendeel! Die taal versta ik prima. En dat spel speel ik voluit mee.”

Was het voor u na één gesprek duidelijk dat u de functie kreeg?
“Officieel natuurlijk niet – er volgden meerdere gesprekken met zijn collega’s. Maar ik had na vijf minuten het gevoel dat ik het ging worden. En hij volgens mij ook. Hahaha!”

Uw schoonmoeder was de zus van Feyo Sickinghe, voormalig Stork-bestuurder en in de jaren 70 en 80 de spil van ­zakelijk Nederland.
“Ja. Oom Feyo… Ik zat aan zijn voeten. Het was heel leerzaam hem te kennen.”

Wat heeft u van hem geleerd?
“Een paar jaar voor zijn dood zei hij: ‘mijn generatie ceo’s maakte zich meer zorgen over de toekomst.’ Hij vond dat onze ­generatie zich meer moest bekommeren om wat in de wereld ­gebeurt. En dat we de macht die we vanuit het bedrijfsleven hebben, moeten aanwenden om maatschappelijke issues aan te kaarten. Je moet je een rol aanmeten. Noblesse oblige.”

U bent lid van D66. Heeft u ambities?
“Nee hoor. Ik ben gewoon betrokken lid. En ik help de partij achter de schermen met talentontwikkeling.”

Wat vindt u aantrekkelijk aan D66?
“Ik houd niet van flanken, van extremen. En D66 is de partij van het enerzijds-­anderzijds. Dat vind ik aantrekkelijk. Ik vind het fijn dat er mensen in de politiek zijn die soms eens durven te zeggen dat ze iets lastig vinden en dat ze daar nog eens langer over willen nadenken.”

U weet dat als u een politieke ambitie heeft, het wijs is die niet buiten een ­verkiezingsjaar af te kondigen…
“Wacht even! Ik dacht dat dit een ­authentiek gesprek zou gaan worden. Als ik die ambitie had, dan was ik allang ­politica geweest. Maar ik moet er niet aan denken; als politica doe je het nooit goed. Ik houd van nuances en van ­aardige ­mensen die elkaar iets gunnen. Dat zijn zaken waar je geen politiek succes mee boekt. Ik hoef niet de hele dag allemaal lauwerkransen omgehangen te krijgen, maar ik vind het wel fijn als iemand eens een keertje een compliment geeft.”

Wie bent u dankbaar?
“Ik weet niet wie ik dankbaar moet zijn, want ik ben atheïst. Nee, dankbaar ben ik voor de kansen die ik heb gehad. En ik ­realiseer me dat ik ze ook heb gepakt, dat het niet alleen zwaartekracht is geweest. Mijn ouders hebben mij nooit een ­strobreed in de weg gelegd. Ik heb ­ongelooflijk veel geluk gehad, op goede momenten mensen gevonden die iets in mij zagen en me goede banen aanboden.” Na een korte stilte: “En als je die kans dan aangrijpt, en het loopt goed, dan ben je een gelukkig mens.”

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Bio Pauline van der Meer Mohr

  • 1960 geboren in Den Haag
  • 1984 afgestudeerd jurist, Rotterdam
  • 1985 vervolgstudie Europees Recht, Florence
  • 1985 advocaat en procureur, De Brauw Blackstone Westbroek
  • 1989 diverse functies, Royal Shell Group
  • 2004 HR-directeur, TNT Groep
  • 2006 directeur-generaal, ABN Amro
  • 2008 oprichter en eigenaar Amstelbridge ­
  • 2010 voorzitter college van bestuur, Erasmus Universiteit Rotterdam

Pauline is gehuwd en heeft vier kinderen.

Eerder in deze serie:


>> Dit artikel komt uit
MT Magazine. Abonnement?