Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Dit leerde Pieter Winsemius in zijn carrière bij McKinsey en in Den Haag

Een carrière bij McKinsey, een ministerpost binnen het eerste kabinet van Lubbers als minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer: de loopbaan van Pieter Winsemius is indrukwekkend. In 'De meeste profeten beginnen in de woestijn' bundelde hij de dingen die hij leerde. Deze vier lessen zijn direct toepasbaar in het bedrijfsleven.

Een carriere bij McKinsey, een ministerpost binnen het eerste kabinet van Lubbers als minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer: de loopbaan van Pieter Winsemius is indrukwekkend. In De meeste profeten beginnen in de woestijn bundelde hij de dingen die hij leerde. Deze vier lessen zijn direct toepasbaar in het bedrijfsleven.
Foto: Getty Images

#1 Gebruik de bloostest

‘Ik was net projectleider bij McKinsey en zat met een moeilijke vraag: wat is ethiek? Boeken vol zijn erover geschreven met mooie verwoorde beschouwingen, maar ik kon er niets mee, dus vroeg ik het aan een collega. Mickey Huibregtsen keek mij aan en gaf het enige antwoord dat mij verder hielp: ‘Dat weet ik ook niet.’ […]

Hij dacht na. ‘Ik gebruik altijd de bloostest. Als je iets niet zonder blozen kunt vertellen aan een cliënt, dan is het een fout verhaal en moet je het niet willen vertellen.’

In Den Haag heb ik dit toegepast: als je iets niet zonder blozen aan de keukentafel kunt vertellen aan vrouw en kinderen, moet je het niet willen vertellen.’

#2 Will, skill en thrill

‘Het is eigenlijk heel eenvoudig’, vertelde Joop Alberda me. ‘Het gaat om drie kwaliteiten: de wil om te winnen, de vaardigheden die je daarvoor nodig hebt en de vonk die binnen het team moet overspringen.’ In 1996 won hij met zijn volleybalteam olympisch goud in Atlanta. […] Hij legde uit: je moet beginnen met een uitdaging die de spelers denken aan te kunnen, de dwergstaat Andorra ofzo. Daarna bal je tegen België en dan klim je op via Oost-Europese tegenstanders totdat het team in de flow raakt: gelooft dat ze in de finale van de Olympische Spelen ‘tien oerlelijke Italianen’ kunnen verslaan. Het kost je vier jaar om zo’n team te bouwen, maar het werkt ook buiten het volleybalveld.’

#3 Het belangrijkste is rugdekking

‘De eerste managementles die ik van mijn vader leerde was deze. Ik was vijftien jaar en dacht vermoedelijk dat hij het over voetballen had. Pas later begreep ik zijn wijsheid. Iedereen komt in zijn carrière minstens één keer in de nesten. Om welke reden dan ook is er iets wezenlijks fout gegaan en je weet dat je erop aangekeken wordt. Als er dan iemand naar voren stapt die jou rugdekking biedt, vergeet je dat nooit meer. […]

Als het goed gaat hebben ‘we’ het gedaan. Alleen als het fout gaat, moeten de bazen ook de verantwoordelijkheid nemen: dan heb ‘ik’ het gedaan. De zekerheid van die rugdekking dwingt loyaliteit af, medewerkers willen de bazen niet in de kou laten staan. Dat vormt de basis voor een samenwerking die meer is dan de som der delen: teamsucces.’

#4 De beste man moet ook de aanvoerder zijn

‘De ultieme toets voor elke organisatie is haar crisisbestendigheid. De beste man moet daarom de aanvoerder zijn. Ik trof het in geen enkel managementboek aan, maar leerde het van Johan Cruijff. Als je 4-0 voorstaat, heb je geen aanvoerder nodig. […] Maar ergens in het seizoen ga je een hele grote wedstrijd spelen die je moet winnen. Als je dan kort voor tijd achter staat, moet de beste man ook de aanvoerder zijn.

Wekelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Cruijff legt uit: alle teamgenoten weten wie de beste speler is. Die willen ze de bal toespelen: neem de leiding, red ons. Maar de aanvoerder weet ook dat juist ten tijde van crisis zijn leiderschap vereist is. Hij moet de bal opeisen en lijnen uitzetten.’

Meer tips van Pieter Winsemius? Zijn boek De meeste profeten beginnen in de woestijn is verkrijgbaar via Managementboek.