Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Nederlands bedrijfsleven trekt de groene kar

De ceo’s van het Nederlandse grootbedrijf hebben een leidende rol gepakt in de milieulobby. De overheid kan het nauwelijks meer bijbenen. Portret van een opmerkelijke rolverwisseling.

Decennialang waren de rollen helder: bedrijven waren er in de eerste plaats om winst te maken, en letten daarbij op het eigen belang en de korte termijn. De overheid had daarentegen oog voor het algemeen belang en de lange termijn en stelde daarom milieuregels op, om bedrijven zo tot ‘schoon’ en verantwoord gedrag te dwingen. Maar inmiddels lijken de rollen 180 graden omgedraaid. Het bedrijfsleven trekt steeds vaker de kar als het gaat om duurzaamheid, verwijzend naar de lange termijn. En de overheid heeft steeds meer moeite om bij te benen.

27 ceo’s

Neem bijvoorbeeld de ceo’s van 27 grote Europese ondernemingen zoals Philips, Tesco, Nestlé en Vodafone, die eerder dit jaar samen pleitten voor het tussentijds verhogen van de doelstellingen voor de CO2-reductie. De door de politiek gedragen 20 procent is volgens hen niet genoeg. De captains of industry willen in2020 de uitstoot liever met 30 procent teruggebracht zien. De top van bedrijvenwil op die manier de prijs van de emissierechten opjagen, zodat het blijft lonen om te investeren in een klimaatvriendelijker bedrijfsvoering.

Of neem het consortium van maatschappelijke organisaties en (grote) bedrijven als Ahold en Unilever dat de komende vier jaar 525 miljoen euro wil investeren in de verduurzaming van grondstofstromen. In een brief aan de Tweede Kamer riepen de bedrijven afgelopen zomer de overheid op mee te investeren in de verduurzaming van de internationale handel. Het plan behelst gerichte voorstellen om de productie van onder meer cacao, thee, katoen, elektronica en sportschoenen duurzamer te maken.

Of neem De Groene Zaak, een eerder dit jaar opgericht platform, waar inmiddels zo’n 80 (middel)grote ondernemingen bij zijn aangesloten, waaronder TNT, Eneco, Menzis, Wessanen en Ahrend. Gezamenlijke ambitie: het sneller duurzaam maken van de Nederlandse economie. Voornaamste middel: het manen van de politiek tot meer haast. Zo bepleitte het platform recent nog dat de overheid duurzamer zou moeten inkopen, en niet alleen op de prijs zou moeten letten.

Fantastisch

Zo kunnen we doorgaan. Bij de Best Managed Companies, de jaarlijkse bedrijven -competitie van Deloitte, bleken de winnaars afgelopen juni vrijwel allemaal zwaar in te zetten op ‘schone’ producten of diensten. “Het is fantastisch te ervaren”, schreef de jury, “dat veel Best Managed Companies op een of andere wijze bezig zijn met innovatie en duurzaamheid.”

De verandering werd recent aardig omschreven door de Nederlandse directeuren van Coca-Cola, Tata Steel Packaging, McDonald’s en Sita, die samenwerken aan een initiatief om hun keten te verduurzamen. In een gezamenlijke notitie merkten zij op: “Vandaag de dag is duurzaam ondernemen steeds minder het resultaat van externe druk (overheid, maatschappelijke organisaties) en steeds meer een interne drijfveer bij ondernemingen zelf.”

De rol van de overheid bij het ‘opschonen’ van de keten verandert zelfs nogal eens van aanjager in obstakel, zo licht Adriaan Visser, ceo Noordwest-Europa van Sita, toe. “De versnelling die ik om me heen zie, wordt getraineerd door de overheid, die zich opstelt als regelhandhaver.”

Drie pijlers

Waar komt die interne drijfveer van het bedrijfsleven vandaan? Waarom poetsen de bedrijven tegenwoordig zo graag hun eigen pijpen schoon – zelfs als dat vaak, zeker in het begin, duurder uitvalt dan het gebruik van hun vieze oude schoorsteen?

Het is niet louter idealisme. Er zijn meer dan voldoende bedrijfs economische redenen om duurzaamheid zo snel mogelijk te omarmen. Denk aan de nakende grondstoffenschaarste. Volgens A.T. Kearney worden bijvoorbeeld fast moving consumer goods-bedrijven als Unilever nu al sterk geconfronteerd met ‘ecoflation’. Door schaarste stijgen hun productiekosten dramatisch. Als zulke bedrijven geen duurzame strategie hebben, verliezen ze in 2013 al 13 tot 31 procent aan omzet, en in 2018 tussen de 19 procent en 47 procent, rekende het managementconsultancybureau voor. Geen fabrikant kan daar nog tegenop met traditionele kostenbeheersing.

Zo zijn er nog veel meer rationele redenen om vandaag nog met duurzaamheidinitiatieven aan de slag te gaan. Grosso modo zijn die terug te brengen tot drie motieven, de drie pijlers van milieubeleid: efficiëntie, imago en new business. Zo levert het direct geld op als energievretende technieken worden vervangen door zuiniger varianten. Een duurzaam imago is bovendien handig in de communicatie, niet alleen naar de klanten, maar ook bij de werving van personeel. Tot slot openen investeringen in duurzame technieken vaak de deur naar nieuwe markten, omdat er nu eenmaal een groeiende behoefte bestaat aan technieken die de ecologische voetafdruk van bedrijven en consumenten helpen verkleinen.

Naar de kloten

Wie de afgelopen tijd luisterde naar de topmensen van het Nederlandse grootbedrijf, kan de indruk krijgen dat er nog meer aan de hand is. De motivatie ligt niet alleen in de bedrijfsvoering, maar vooral ook in de topmanagers zelf. “Van alle crisissen in de wereld is de klimaatcrisis de meest urgente die ons allemaal raakt”, zei bijvoorbeeld Peter Bakker eerder dit jaar op MT.nl. “Dat is geen crisis van het westen versus het oosten, of van bedrijven versus de overheid. Ik verdom het dat de wereld naar de kloten gaat. Al moet ik hem zelf redden.”

Onder Bakkers leiding is TNT inmiddels een van de duurzaamste bedrijven in de logistieke sector geworden, wat recent weer werd beloond met een uitverkiezing tot ‘Supersector Leader’ in de nieuwste Dow Jones Sustainability Index. Zelfs de bonus van de TNT-directie is nu deels afhankelijk gesteld van de gerealiseerde CO2- reductie. Bakkers eigen bonus is er voor 50 procent van afhankelijk.

En Bakker staat niet alleen. Eerder dit jaar lichtte Tex Gunning, bestuurslid van AkzoNobel, een van de drie andere Nederlandse DJSI-Supersector Leaders, het duurzaamheidsbeleid van het bedrijf in MT toe. Het chemieconcern wil tot 2015 zijn CO2-uitstoot met 10 procent beperken. In dat jaar moet ook 30 procent van de Akzo-catalogus ‘ecopremium’ zijn: producten die het best scoren in milieubelasting en uitstoot. AkzoNobels 200 toeleveranciers worden meegenomen in de grote schoonmaak: zij kregen een ‘verbeterplan’ voorgeschoteld; implementatie is vrijwillig, maar wel een voorwaarde voor continuering van de relatie.

Gunning wees op de bevolkingsgroei, afvalgroei, hygiëne en migratie: “Al die dingen samen bepalen niet alleen de omgeving waarin we als bedrijfsleven opereren, maar ook de wereld waarin we leven. Zoals we het nu doen is het onhoudbaar, niet sustainable. We handelen als gescheiden entiteiten, maar wat ik als ondernemingsbestuurder doe, is niet te scheiden van mijn gedrag als burger of consument.”

Of neem Paul Polman, topman van Unilever, volgens Dow Jones wereldwijd de duurzaamste grootmacht in de voedingsmiddelenindustrie. Onlangs presenteerde Unilever het ‘Sustainable Living Plan’: ruim 50 actiepunten, met de ambitie om in 10 jaar de milieuschade van het bedrijf te halveren (een schril contrast met de ambitie van de Nederlandse regering om in dezelfde periode 20 procent minder CO2 uit te stoten). Polman zei daarover in het Financieele Dagblad: “Dit is waarom ik mijn baan doe. Ik hoef niet op mijn graf te hebben:  ‘Hij heeft de marge verhoogd.’ Maar als er staat: ‘Hij heeft de ontbossing met 60 procent gestopt’, ben ik tevreden.”

Idealisme

Is Nederland nu ineens gezegend met een generatie idealistische ceo’s die ervan dromen de wereld te verbeteren? Freek Rijna, lid van de raad van bestuur van FrieslandCampina, denkt van wel, zegt hij in het FD: “Ik geloof dat er een nieuwe generatie managers is opgestaan die verantwoordelijkheid wil nemen, het wil kunnen uitleggen aan hun kinderen.”

Zelfs VNO-NCW-voorman Bernard Wientjes, toch niet bekend als voorloper van de groene gedachte, is inmiddels overstag. “Nog niet zo lang geleden stonden de groene lobby en het bedrijfsleven regelmatig lijnrecht tegenover elkaar. Maar die houding kunnen we ons niet meer permitteren”, schreef hij vorige week nog in hetzelfde FD.

Het is het aloude fenomeen van de koopman en de dominee, maar dan in een nieuw jasje. Want waar de ceo’s preken over een betere wereld, is de koopman nooit ver weg. De mooie idealen liggen vaak immers in het verlengde van bedrijfseconomische overwegingen. TNT hoeft heus niet minder pakketjes rond te  brengen om toch de CO2-uitstoot naar beneden te krijgen. Sterker nog: bedrijven zonder duurzame strategie zijn over 10 jaar weg, valt te lezen in een recent rapport van onder andere de ING.

Duurzaamheid is daarmee geen roze droom van de ceo, het is keiharde noodzaak voor bedrijven die verder kijken dan de komende 2 à 3 jaar. “Verlicht eigenbelang”, noemde Peter ter Kulve, directeur Unilever Benelux, dat in juni bij de presentatie van de brandbrief aan de Tweede Kamer. “We leven op anderhalve planeet, wat betekent dat we nu al van onze kinderen bietsen.”

Als er vaart gemaakt wordt met duurzaamheid, kan de efficiëntie van de landbouw omhoog, en de prijs laag blijven, stelde hij. En daar zullen dan niet alleen zijn kinderen blij mee zijn, maar ook zijn aandeelhouders.

Regels gevraagd

Probleem daarbij is dat de overheid niet altijd in hetzelfde tempo mee lijkt te kunnen – of willen – gaan. Om hun ambities te verwezenlijken vragen de bedrijven de overheid daarom steeds vaker om… meer regels.

Al in 2008 baarde toenmalig Shell-ceo Jeroen van der Veer opzien door te pleiten voor meer regelgeving om de CO2uitstoot terug te dringen. “Om de markt zijn werk te laten doen, hebben we – paradoxaal genoeg – meer regelgeving nodig”, schreef hij toen in een open brief. “Als die overheden zich niet van hun taken kwijten, mag de samenleving niet verwachten dat het bedrijfsleven het in zijn eentje kan klaren.”

Tegelijk met Van der Veer pleitten Amerikaanse giganten als BP, General Electric en DuPont ook voor meer regels: “Er moeten verplichtingen komen, zodat er geen twijfel kan bestaan over wat er moet gebeuren. De markt wil weten waar hij aan toe is.”

Regels hebben als voordeel dat een level playing field ontstaat, zodat geen concurrentievoordelen ontstaan voor bedrijven die qua duurzaamheid minder hard lopen dan hun goedwillende collega’s en hun kortetermijnbelang laten prevaleren. Zo is de Nederlandse voedselindustrie bezig met een‘ regiegroep’ Food&Innovatie, waarin veel innovatie-inspanningen zijn gebundeld. Van de overheid vraagt de sector een bijdrage in de onderzoekskosten, maar bovendien ‘bemiddeling bij een gedragscode’. Meer regels dus.

Ecotax

Maar behalve aan méér regels is er minstens evenveel behoefte aan continuïteit in de regelgeving – en ook daar wringt vaak de schoen. Het overheidsbeleid is de laatste jaren bepaald niet stabiel te noemen. Zo hield de ecotax op luchtvaart het slechts een jaar vol; van juli 2008 tot juli 2009. Ook de periodiek verstrekte subsidies voor zonnepanelen worden continu politiek heroverwogen, net als het beleid rond windenergie. En met het aantreden van het nieuwe kabinet is ook de tot nu toe zeer succesvolle fiscale bevoordeling van zuinige en schone auto’s alweer op de helling komen te staan.

Ook in de visieontwikkeling kent de overheid bepaald geen lange adem: Energie Centrum Nederland, kennis- en onderzoekscentrum gericht op verduurzaming van het energieverbruik, meldde onlangs zeker 100 arbeidsplaatsen te moeten schrappen wegens het wegvallen van 8 miljoen euro subsidie. Dat gaat waarschijnlijk ten koste van onderzoek naar brandstofcellen en het smart grid.

Kaderstellend

Het zwalkende overheidsbeleid maakt investeringsbeslissingen onzeker. “Op dit moment”, zegt Adriaan Visser van Sita, “aarzel ik of ik de beslissing moet nemen om een scheidingsinstallatie voor 10 miljoen te bouwen. Mijn businesscase voor die installatie is gebaseerd op de verpakkings belasting. Maar in het regeerakkoord staat de intentie die belasting, die pas in januari 2008 werd ingevoerd, nu alweer af te schaffen.”

Maar Visser pleit niet alleen voor meer continuïteit, hij wil ook dat de overheid een andere rol aanneemt. Hij wil vooral heldere doelen krijgen. Zoals in Duitsland, waar Sita ook actief is, waar geen directe belasting wordt geheven, maar de industrie een concrete doelstelling kreeg opgelegd om grote delen van de verpakkingen terug te halen en opnieuw te gebruiken. De producenten mogen nu zelf invullen hoe zij de doelen willen halen.

“In plaats van regelstellend, moet de overheid kaderstellend worden”, zegt Visser. Binnen de keten gaan de partijen vervolgens samen wel aan de gang om nieuwe oplossingen te vinden. Zoals in de afvalbranche, waar een hele keten is ontstaan van bedrijven die belang hebben bij inzameling, splitsing en hergebruik. Alles om van afval geen probleem, maar een grondstof te maken. “Zo schuiven wij als expert in afvalscheiding nu steeds vaker aan bij de ontwerpfase van een product. De afvalfase wordt zo een variabele in het ontwerp.”

Niet cynisch

In essentie gaan de mooie woorden van de ceo’s dus toch nog steeds vooral om plain good business sense. Dat is overigens geen reden om hun duurzame aspiraties cynisch terzijde te schuiven. Hun ambities tonen aan dat zij gericht zijn op de langetermijnkansen van hun bedrijf. Door zich zo pontificaal achter duurzaamheid te scharen vinden ze bovendien weerklank bij medewerkers die zich net als zij zorgen maken over de gezondheid van de planeet, en maken ze energie vrij om er gezamenlijk de schouders onder te zetten.

Wekelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Dat het niet bij mooie woorden blijft maar dat er ook persoonlijke offers mee gemoeid zijn, bewijst het voorbeeld van auto liefhebber Peter Bakker, die nu in een Pruis rondrijdt, nadat hij zijn Porsche verkocht, naar eigen zeggen ‘met pijn in het hart’. “Andere bestuurders denken dat ik gek ben”, zei hij daarover op MT.nl. “Maar dat is nou eenmaal een duidelijk voorbeeld stellen. En over een paar jaar rijdt iedereen in een milieuvriendelijke auto. Let maar op. Gewoon doorduwen.”

Meer achtergronden:

>> Dit artikel is afkomstig uit MT Magazine, bestel deze editie online <<

mvo