Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Stel eigenbelang voorop bij klimaattop

De klimaatconferentie in Durban heeft opnieuw geen wereldwijd akkoord opgeleverd. Tijd om het over een andere boeg te gooien door eigenbelang voorop te stellen. 

Voor de zeventiende keer sinds de eerste conferentie in Berlijn in 1995 kwamen 194 landen niet tot een klimaatakkoord in Durban. Het verraste Heleen de Coninck, die de conferentie namens Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) bijwoonde, niet. Ten eerste passen er geen 194 vertegenwoordigers aan één onderhandelingstafel en ten tweede hebben ze allemaal andere belangen. De landen die het meest zouden moeten doen aan klimaatverandering, de ontwikkelde landen, hebben er immers het minste last van. Als Nederland zijn dijken verhoogt en iedereen droge voeten houdt, zal niemand klagen als de gemiddelde temperatuur een paar graden hoger wordt. 

Landen die er het meest last van hebben, ontwikkelingslanden met grote, dichtbevolkte rivierdelta’s of laaggelegen eilandengroepen, kunnen er juist het minst aan doen. “De gevolgen van klimaatverandering zijn het ergst in landen die het probleem niet veroorzaken”, zegt De Coninck. Zelfs wanneer er een akkoord komt, kan het nog sneuvelen in nationale parlementen van Westerse landen, zoals het Kyoto protocol uit 1997. De Amerikaanse senatoren vonden de nadelen, met name de hogere kosten voor de industrie, niet opwegen tegen de voordelen, minder klimaatverandering.

Wederkerigheid

“Een internationaal akkoord kan alleen succesvol zijn, wanneer alle landen die het tekenen ervan overtuigd zijn dat ze er voordeel bij hebben”, zegt De Coninck, die promoveerde op technologieafspraken of Technology-Oriented Agreements (TOA’s) als uitweg uit de impasse. “Succesvolle internationale overeenkomsten hebben één ding gemeenschappelijk: ze bieden wederkerigheid.”

Autoproducerende landen bijvoorbeeld kunnen zich door middel van een TOA vastleggen op CO2-standaarden voor personenauto’s. Wanneer je de Europese Unie als één land telt, zitten er slechts zeven landen aan de onderhandelingstafel in plaats van bijna tweehonderd. De zeven landen met een auto-industrie zouden afspraken kunnen maken over schonere auto’s. De onderhandelaars vragen zich volgens De Coninck vooral af: kan mijn industrie dat en kunnen we daar succesvol in worden? Die vragen beantwoorden ze meestal positief, vervolgt ze. “De meeste regeringsleiders hebben een vrij hoge pet op van hun eigen industrie.”

Beste technologie 

Een andere manier om succesvolle internationale overeenkomsten te maken is om als ontwikkeld land met één ontwikkelingsland af te spreken dat je jouw best available technology levert. China bouwt bijvoorbeeld goedkope, inefficiënte cementovens. Japan zou kunnen garanderen zijn state of the art ovens met hoge efficiency te leveren en de bouw te financieren uit energiebesparing. De wederkerigheid is duidelijk: Japanse bedrijven verdienen geld met export van technologie en Chinese bedrijven besparen energie. “Het risico is alleen dat China technologie steelt”, zegt De Coninck. “Je moet wel goede afspraken maken over Intellectueel Eigendom.”

“Sluit een deal met China”, adviseert ook David Victor, een specialist in internationale onderhandelingen van de University of California in San Diego, aan Obama. De Verenigde Staten en China, samen goed voor veertig procent van alle CO2-uitstoot in de wereld, zouden volgens hem een bilaterale deal moeten sluiten. De grootste angst van het Amerikaanse congres, banenverlies aan China, kan daarmee worden weggenomen. 

Nederlandse biomassadiplomatie

Een ander goed voorbeeld is een biobrandstoffendeal tussen drie landen of bedrijven, Nederland, Mozambique en Brazilië bijvoorbeeld. In deze fictieve deal levert Brazilië technologie om biobrandstoffen te produceren aan Mozambique en importeert Nederland die biobrandstoffen. Het eerste voordeel bij de onderhandelingen is dat er slechts drie partijen aan tafel zitten. Ten tweede hebben ze alle drie een duidelijk voordeel te behalen. 

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

De Coninck somt op: Nederland wil voor brandstoffen minder afhankelijk worden van Rusland en het Midden-Oosten. Nederland moet in 2020 voor 14 procent op duurzame energie draaien, een harde Europese wet met sancties. Bovendien kan de import van biobrandstoffen de omzet van de Rotterdamse haven vergroten en de Nederlandse raffinage-industrie een boost geven. Brazilië heeft sinds de oliecrisis in 1973 veel expertise opgebouwd in het verbouwen en verwerken van biobrandstoffen. Het Braziliaanse wagenpark rijdt voor een groot deel op bio-ethanol uit suikerriet. Brazilië zou die kennis en technologie dolgraag exporteren.

Ontwikkelingsland Mozambique ten slotte heeft een tropisch tot subtropisch klimaat, een enorm landbouwpotentieel – zonder dat er tropisch regenwoud gekapt hoeft te worden – en een grote behoefte zich economisch te ontwikkelen. Voor alle drie de landen is er dus wat te halen. “De Nederlandse regering en Nederlandse bedrijven doen veel aan gasdiplomatie,” zegt De Coninck, “maar ze zouden ook biomassadiplomatie moeten plegen.”