Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Oost-Duitse dubbelslag

Twaalf jaar kapitalisme en miljarden marken verder heerst in Oost-Duitsland nog altijd de mentaliteit van de communistische commando-economie. Dat maakt de dringende omschakeling van industrie op handel en diensten er niet gemakkelijker op.

Aan de noordrand van de Oost-Duitse stad Leipzig liggen de weilanden er nog ongerept bij. Maar deze herfst slaat de Beierse autobouwer BMW hier de eerste palen in de grond voor een driehonderd hectare grote fabriek speciaal voor de BMW 3-serie. Op drie minuten rijden ervandaan staat de fonkelnieuwe vestiging van Porsche, waar inmiddels de prototypen van de nieuwe terreinwagen Cayenne van de band rollen. En op minder dan een uur van Leipzig, in Dresden, bouwt Volkswagen een volledig transparante fabriek voor het nieuwste luxemodel, de D1. Leuk voor de voorbijgangers, die zo de assemblage van de nieuwe wagen stap-voor-stap kunnen volgen. Datzelfde Volkswagen zit overigens al sinds 1991 in de voormalige DDR en produceert in Zwickau de Golf, deels op hetzelfde industrieterrein waar in socialistische tijden de Trabantjes uit de fabriek rolden. En in Eisenach, waar voor de 'Wende' de Wartburg in elkaar werd gezet, fabriceert Opel sinds halverwege de jaren '90 de Corsa.

Zoek op internet op 'Duitsland + economie', en je vindt: industrie. En niet alleen auto-industrie, hoewel die een zevende van alle arbeidsplaatsen voor haar rekening neemt. Na de Verenigde Staten is Duitsland de tweede industrienatie ter wereld. Had van de West-Duitse werknemers bijna een derde een baan in de industrie, in Oost-Duitsland lag dat voor 1989 op bijna tweederde. Inmiddels is dat nog slechts een kwart. Maar dat houdt niet in dat de rest van alle Oost-Duitsers werk heeft gevonden in de landbouw, handel of dienstverlening. Het betekent dat de rest vervroegd met pensioen werd gestuurd of werkloos is in afwachting van een nieuwe functie. En waar anders zou die te vinden zijn dan in de industrie?
Maar het is de vraag of die industriële banen er ooit zullen komen, alle investeringen van BMW, Porsche en Volkswagen ten spijt. Want behalve de overgang van socialisme naar kapitalisme, staat Oost-Duitsland ook voor de opgave de slag van industrie naar diensten te maken. Reportage uit een verdeeld land.

Hoogovenstad
Brullend opent zich de poort van de Stahlconvertor. Een twaalf meter lang en kwart meter dik blok kokend staal schuift naar buiten. Sissend en daverend rolt een tong van 1200 graden op en neer door vijf immense walsen. Dit is het hart van EKO-Stahl in Eisenhüttenstadt, sinds 1995 een van de best draaiende geprivatiseerde ondernemingen uit de voormalige Ostzone. Een kwart van alle plaatstaal uit de fabriek van EKO is bestemd voor Duitse autofabrikanten: Opel, VW, Mercedes, BMW. Met ecologie of milieuzorg heeft EKO-Stahl overigens weinig van doen. EKO is sinds de jaren '50 de afkorting van Eisenhütten-kombinat Ost, een cluster hoogovens aan de Poolse grens dat ooit de volledige DDR van staal moest voorzien.
Eisenhüttenstadt (Hoogovenstad) werd aan het begin van de koude oorlog gebouwd als communistische modelstad voor de staalarbeiders. Vandaag is die opzet verwaterd, maar begin jaren vijftig bestond het stadje – dat aanvankelijk zelfs Stalinstadt heette – uit in halve cirkels gebouwde woonblokken rondom 'de Magistrale'. Een fors plein om over te marcheren en van waaruit iedereen de bron van welvaart en werkgelegenheid zag liggen: dertien vierkante kilometer vol hoogovens, staalmachines, walsenhallen, opslagplaatsen voor erts, kalk en kolen, gastanks, koelwaterbassins en opslaghallen.

Bij EKO-Stahl werkten in 1989 nog zo'n dertienduizend mensen. En allen rekenden er na veertig jaar gegarandeerde werkgelegenheid op, dat ze bij EKO ook hun pensioen zouden halen. Vier jaar later waren er nog maar vijfendertighonderd werknemers over. En vandaag zijn dat er nog maar drieduizend, terwijl de productie vrijwel gelijk is gebleven. Opel Eisenach meldt overigens nog krachtiger cijfers. In de oude DDR maakten tienduizend werknemers jaarlijks zestigduizend Wartburgs. Bij het nieuwe Opel produceren tweeduizend werknemers bijna tweehonderdduizend Corsa's.
“Na veertig jaar socialisme en vijf jaar onzekerheid, zijn we nu vijf jaar geprivatiseerd. En onze resultaten zijn niet slecht,” zegt Jürgen Schmidt, directiewoordvoerder van EKO-Stahl in zijn werkkamer. “We leveren nu onder meer aan Mercedes, Volkswagen en Opel.” Schmidt declameert uit het jaarverslag over 2000: “Uit onze hoogovens loopt elk jaar weer meer ijzer, uit de walsen komt elk jaar weer meer staal.” Van 1,29 miljoen ton plaatstaal in 1999 ging het vorig jaar naar 1,45 miljoen ton. De omzet van EKO steeg van 1,7 miljard gulden in 1999 naar 2,1 miljard in 2000. Schmidt: “Hier is niemand ontevreden.”

Angst en onbehagen
Tevredenheid voor zo lang het duurt. In de gloednieuwe vestiging van McDonald's in Eisenhüttenstadt, naast het niet minder gloednieuwe Citycentre, zitten Bernd en Uwe achter een halve-literbeker Cola. Bernd en Uwe zijn niet werkloos. Dus werken zij bij EKO. Vijftig meter verderop staat een zwarte plaat met daarop de woorden: 'Dieses Eisen wurde hier gekocht. So wird es immer bleiben'.
“We hopen het,” zegt Bernd.
“Maar ik geloof er niets van,” monkelt Uwe. “Vóór '89 kenden we geen angst. Nu zijn we doorlopend bang dat EKO verdwijnt. Want iedereen hier is van het bedrijf afhankelijk. Niet alleen de werknemers, ook de toeleveranciers, de elektrobedrijven, de aannemers, tot en met de poetsvrouwen, de bakkers en de slagers.”
Bernd: “Kom, kom. Ze hebben niet voor niets een warme wals en een nieuwe hoogoven gebouwd. Bij slechte vooruitzichten hadden ze dat nooit gedaan.”
Uwe: “Maar dit is wel kapitalisme. Ik geef geen cent voor EKO.” Hij wijst in de richting van de grens met Polen: “Als over enkele jaren de overkant opengaat, is het met ons gedaan. En wat dan? Ik heb kinderen. Waar moeten we heen?” Strijdlustig: “Maar we laten ons niet alles zomaar afnemen. We zullen terugvechten. En dat weten ze.”
Hier is niemand ontevreden, meent Jürgen Schmidt. Maar dat 'hier' heeft een beperkte reikwijdte. Aan deze kant van de oude Magistrale, op het terras bij McDonald's, in de woonbunkers van Eisenhüttenstadt, en nog verderop, in de rest van de deelstaten Brandenburg, Saksen of Mecklenburg-Vorpommern is van Schmidts tevredenheid niet veel te merken. Ondanks de komst van BMW en Porsche. Toen was het Scheisse en nu is het weer Scheisse. Damals was er de muur, maar jetzt is een op de drie Oost-Duitsers werkloos.

Er woont een vreemde paradox in de nieuwe Bundesländer. Enerzijds floreert de industrie in de voormalige DDR. Want behalve het groeiende aantal autofabrikanten en toeleveranciers als EKO-Stahl, gaat het evenmin slecht bij Siemens, Florena (cosmetica), Jenoptik (elektronica), het Japanse Fujitsu (pc's) of de Amerikaanse chipfabrikant AMD. Dit zijn de 'bloeiende landschappen' die voormalig kanselier Kohl de DDR begin jaren '90 beloofde.
En bij deze bedrijven blijft het niet. Wie na 1989 niet meer door Oost-Duitsland reisde, wrijft zich nu de ogen uit. Met 1500 miljard mark aan investeringen werd het straatbeeld grondig van haar socialistische roetlaag ontdaan. Alom in het landschap staan windmolens, want ook door het oosten van Duitsland waait een progressief milieubeleid. Een hightech datanetwerk uit glasvezelkabel werd in de grond gestopt en is inmiddels het modernste ter wereld. De autosnelwegen zijn spiksplinternieuw en de uitstoot aan CO2 is nog maar een tiende van die uit communistische tijden. Zelfs het inkomen van de voormalige DDR-bewoners ligt amper nog achter op het westen. Zo stegen de nettolonen in het oosten met bijna 80 procent. Een Oost-Duits gezin is in koopkracht inmiddels nog maar 10 procent verwijderd van een gezin uit West-Duitsland.

Toch is het oosten knorrig tot op het bot. Achter de talloze anonieme façades van de socialistische arbeiderswoningen woont het duo angst & onbehagen. En dan uiteraard onder de feitelijke 30 procent werklozen. Dit percentage zou zelfs nog veel hoger liggen, als de afgelopen jaren niet één van de zestien miljoen Oost-Duitsers naar het westen was verkast. En men verwacht dat dit jaar nog een miljoen zijn biezen zal pakken. Ondanks deze uittocht én de komst van steeds meer industrie, blijkt de werkloosheid nog geen jota afgenomen. Bovendien zijn de Oost-Duitse bedrijven nog steeds minder efficiënt dan hun westerse concurrenten. Wanneer productie en winsten stijgen, worden deze éérst ingezet om verder te automatiseren en arbeidsplaatsen te schrappen.

Gemiste kans
“Tja. Staal en auto's. In Oost-Duitsland is het nog steeds industrie wat de klok slaat. Het is in heel Duitsland nog maar amper doorgedrongen dat je dáár niet voldoende arbeidsplaatsen meer mee krijgt.” Dat zegt Prof. dr. Kees van Paridon, hoogleraar Duitse economie in Amsterdam. Het is niet alleen de vaakgenoemde snelle overgang van socialisme en kapitalisme die door de Oost-Duitsers nauwelijks kan worden bijgebeend. Van Paridon poneert dat het oude en nieuwe Oost-Duitsland ook een ander structureel economisch probleem zullen moeten overwinnen, namelijk de overgang van industrie naar diensten. “De nieuwe deelstaten gokken er ten onrechte op dat de industrie weer voldoende werkgelegenheid gaat opleveren. Dat zal niet lukken.” Volgens Van Paridon zal dat waar Duitsland – en met name Oost-Duitsland – de afgelopen eeuw zo sterk in was, steeds minder werkgelegenheid opleveren. Hij trekt een vergelijking met de landbouw. Daarin zat rond 1900 nog meer dan een kwart van alle werkgelegenheid. Vandaag kan men met minder dan 2 procent toe. De industrie volgt hetzelfde scenario, en Duitsland is daar niet van uitgezonderd. “De tijd dat je met je industrie de economie weer uit het dal kon trekken, is voorbij. Vandaag groeit de industrie in het oosten, maar deze is veel arbeidsextensiever dan vroeger.”

Aanvang jaren '90 had het oosten wellicht kansen gehad om een nieuwe start te maken met een sterke nadruk op handel en dienstverlening, zoals elders in de westerse wereld. Dat gebeurde niet en zo misten de nieuwe bondsstaten volgens Van Paridon de boot. “Ach, dat is overigens wel begrijpelijk,” relativeert hij. “Het heeft in het oosten nooit om iets anders gedraaid dan om staal, kolen en chemie. En ook al wás het veel verstandiger geweest op handel en diensten in te zetten, in de oude DDR golden diensten nu eenmaal als uitgesproken improductief. Afijn, iedereen weet natuurlijk hoe geweldig de dienstverlening onder het socialisme was.”

Natuurschoon
Eisenhüttenstadt alias Stalinstadt mocht in de jaren '50 dan wel een communistische modelstad heten, de leden van het Politbureau hoefden er zelf niet zonodig te wonen. Dat deden de bonzen van het hoogste bestuursorgaan in de DDR liever honderdvijftig kilometer noordwestelijk, in de Mark Brandenburg. Dit overweldigend mooie bos- en heidegebied ligt op minder dan een uur afstand van Berlijn. Hier ligt bijvoorbeeld Wandlitz, het buitenverblijf van staatshoofden als Erich Honecker en Walter Ulbricht. En op een steenworp afstand daarvan Eberswalde.
Om het uitbundige natuurschoon rond Eberswalde vestigde zich in 1993 ook Reinhold Weiser. Hij was eigenaar van een installatiebedrijf in West-Berlijn en nam in Eberswalde drie nieuwe medewerkers in dienst. Met hen opende hij UFE-Solar, een fabriekje in zonnepanelen. Als zilveren wenkbrauwen zijn deze boven de ramen van het fabriekspand gemonteerd. Net als bij EKO-Stahl, eet men ook bij UFE-Solar een boterham met tevredenheid. Inmiddels heeft Weiser vijftig werknemers en daarmee produceert hij jaarlijks 150.000 glazen dakpanelen, inclusief opslagtanks en expansievaten. UFE-Solar draaide een omzet van bijna dertien miljoen gulden, hoewel de onderneming niet meer dan 5 procent van de markt in zonne-energie bestrijkt.

Waarom kiest een West-Berlijner voor een industriële onderneming in het oude oosten? “Ach,” lacht Weiser. “Ik wilde hier graag wonen en kan nu eenmaal niets anders dan industrieel produceren.” Overigens kan hij zich ook geen andere vorm van ondernemerschap in het oosten voorstellen. “Van mijn vijftig employees werken er veertig in de productie. Allen komen zij uit Eberswalde zelf. De overige tien houden zich bezig met research en marketing. En zij komen uit het voormalige West-Berlijn. Dat zegt alles. De oude DDR heeft een overschot aan industrieel geschoolde arbeiders die het liefst opdrachten van anderen uitvoeren. Hier is een groot gebrek aan zelfstandig opererende, commercieel ingestelde en technisch hoogopgeleide mensen.”
Net als Van Paridon begrijpt ook Weiser dat best. In de oude DDR was er nu eenmaal maar één werkgever. Dat was de staat. Iedere inwoner was automatisch werknemer en die had gewoon te doen wat hem verteld werd. “Terwijl men in het Westen nogal eens wat ter discussie stelt, wil men daar in het oosten absoluut niet aan. 'Zegt u maar hoe het moet', is hier het parool.”

Imago
“Dat noem ik nu flauwekul.” Jürgen Schmidt van EKO-Stahl haalt de schouders op. “Ook Oost-Duitsers zijn vlijtige en ondernemende mensen. En industrie is prima. Nee, een probleem waar wij op dit moment mee worstelen, is dat de stáálindustrie geen goed imago heeft. Staal doet denken aan de negentiende eeuw, en wie denkt aan een staalfabriek ziet nog steeds vuur, stof en gevaar. Terwijl het grootste deel van onze mensen vandaag achter beeldschermen zit om het proces te bewaken. Kijk, iedereen wil tegenwoordig in de IT of bij een bank werken. Iedereen denkt maar dat je het afkunt met computers en software. Maar er moet óók gebouwd worden.”
Schmidt haalt een poster en enkele folders tevoorschijn. Reclamemateriaal waarmee een dozijn staalconcerns, waaronder ook EKO's moederconcern Usinor, de mogelijkheden van hun product onderstreept. Een glimmende pacemaker is van staal, net als de ronddraaiende ribben van de glazen koepel op de Rijksdag. Zelfs de beugel in een kanten bh is van staal. Staal is volgens Schmidt een universeel product. Bovendien is staal volledig recyclebaar. “Staal en de staalindustrie hebben absoluut de toekomst.”

Van Paridon: “Duitsers blijven onverminderd een sterke voorkeur houden voor een baan in de industrie. Die oriëntatie is in de hele samenleving terug te vinden. In de opleidingen, in het arbeidsrecht, maar ook in de verhouding tussen werkgever en werknemer. Industriële bedrijvigheid moet het hebben van het strikt uitvoeren van procedures. Zeker in de oostelijke deelstaten is dat nog zeer goed te zien. Daar bestaan nog hiërarchische verhoudingen die in andere economische sectoren, zoals de dienstverlening, duidelijk minder effectief zijn.”
Volgens de Duitslandkenner is deze hiërarchische verhouding een extra belemmering om de stagnerende ontwikkeling van Oost-Duitsland vlot te trekken. Een postindustriële economie, gericht op andere sectoren dan auto's en staal, vereist ook het omschakelen op een heel nieuwe vorm van denken. Die vraagt volgens Van Paridon om een ondernemersmentaliteit, om durf en zelfvertrouwen. Veertig jaar industriële commando-economie vallen niet zomaar uit te wissen. In de oude DDR was alles georganiseerd, vastgelegd, gereglementeerd. Iedereen die ook maar een vonkje aan eigen initiatief ontplooide, werd tegengewerkt. “Oost-Duitsers hebben nog steeds het gevoel dat hen iets overkomt, van buitenaf, dat zij niet zélf sturend zijn.” Er is no sense of urgency, noch bij individuen, noch bij beleidsmakers. Men ziet de problemen wel, maar men lijkt niet goed in staat om met overtuigende aanpassingen zelf naar verbetering te streven. Van Paridon: “Als dat niet lukt, zal het bijzonder moeilijk blijven om de dubbelslag, van socialisme naar kapitalisme én van industrie naar diensten, tot een goed einde te brengen.”

[PDF; Oost-Duitse ontslaggolf.pdf; Oost-Duitse ontslaggolf]
Van een gegarandeerde baan onder de socialistische commando-economie duikelden de voormalige DDR-burgers na de val van de muur plotsklaps in het onzekere bestaan van het kapitalisme. In 1990 begon het grote ontslaan. Inmiddels wijkt het percentage niet-werkenden er weinig af van dat in het westen. Achter deze grafiek gaan echter opmerkelijke verschillen schuil. Zo bevindt zich onder de niet-werkenden aan de westkant een hoger aantal mensen dat voortijdig en vrijwillig met werken is gestopt en meer vrouwen die ervoor kiezen louter huishoudelijk werk te doen. Daarentegen bevinden zich aan de oostkant voornamelijk niet-werkenden die werkloos zijn tegen wil en dank of voortijdig en evenmin vrijwillig met pensioen zijn gestuurd.

[PDF; Ouderwetse werkweken.pdf; Ouderwetse werkweken]

Oost-Duitsers maken beduidend meer uren dan West-Duitsers. Waar de gemiddelde West-Duitser zijn taak volbrengt in 37 uur per week, heeft zijn Oost-Duitse collega er 41 nodig. Dat is opmerkelijk. Want de werkloosheid in het oosten zou kunnen dalen, mits de beschikbare arbeid beter zou worden verdeeld, onder meer via deeltijdwerk. Waarom maken de Oost-Duitsers zoveel overuren? Angst om hun baan te verliezen, is waarschijnlijk de belangrijkste reden. Want wie de kantjes ervan af loopt, staat bij ontslaggolven het eerst weer buiten. Bovendien liggen de lonen in de voormalige DDR lager dan in de oude Bondsrepubliek. Omdat de voormalige DDR-burgers zich wel spiegelen aan het welvaartspeil in het westen, is het draaien van langere werkweken de meest voor de hand liggende manier om een vergelijkbaar inkomen mee naar huis te nemen.

Wekelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.