Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Nederland doet mee aan Amerikaanse sigarenhausse

Na afloop van een geslaagde beursgang mag ABN Amro-topman Rijkman Groenink zijn klanten graag meenemen naar sigarenfabriek de Olifant in Kampen voor een rokertje. Een sigaar hoort er namelijk weer helemaal bij.

Mensen met een beetje zakelijk instinct zullen, met de huidige wetgeving, hun geld niet snel zetten op de tabaksindustrie. Rokers worden steeds meer verdreven naar de marge van de samenleving. De sigarettenindustrie hangt bovendien een forse claim boven het hoofd van ziekgeworden klanten. Geen bloeiende sector, zou je denken. Tegen de verdrukking in is de sigaar echter al enkele jaren bezig met een opmerkelijke revival. We hebben het dan niet over de boerse bolknak of het goedkope agiootje. Nee, een sigaar roken hoort tegenwoordig bij een bourgondische levensstijl. Dat mag een paar centen kosten.
Sigaren zijn een cultus, beaamt Jan Kees de Nijs, shopmanager van het chique Amsterdamse sigarenhuis P.G.C. Hajenius. Hajenius behoort kwalitatief gezien tot het bovenste segment van de Nederlandse sigaarmarkt. Het bedrijf bestaat dit jaar 175 jaar. Vier jaar geleden heeft Hajenius op de top van de sigaarhausse zijn koers verlegd. Het art deco-pand aan het Amsterdamse Rokin is uitgebreid. Het magazijn is erbij getrokken. Daar is nu onder andere de 'heerenkamer', waar onder meer cursussen in sigarologie worden gegeven. Daarnaast heeft Hajenius een klimaatkamer voor de Caribische en Midden-Amerikaanse sigaren en verder een tabaksbibliotheek en een klein museum. Ook kunnen Nederlandse en buitenlandse klanten bij Hajenius een privé-kluisje huren ( 1500,- per jaar), waar zij hun sigaren in optimale conditie kunnen bewaren. Bekende klanten zijn Prins Bernhard, Hans Wiegel en Wim Duisenberg. Eventueel bezorgt Hajenius per koerier de rookwaar aan huis.

Fidel Castro
De sigarenboom ontstond in de Verenigde Staten in het begin van de jaren negentig. Het was een reactie op de verbanning van rokers uit openbare gelegenheden. Om toch te kunnen roken, werden speciale cigar dinners georganiseerd. En die werden allengs populairder. In 1992 viel er voor het eerst een fatsoenlijke groei in de sigarenconsumptie te noteren. Het was het begin van een heuse boom. In 1996 lag de import al op 250 miljoen stuks. Stuk voor stuk handgemaakte longfillers (zie kader).
Behalve gegroeid is de markt ook veranderd. In het begin van de jaren negentig telde een consument in de VS zelden meer dan twee à drie dollar neer voor een sigaar. Tegenwoordig bestaat de bulk van de markt uit sigaren van minimaal vijf dollar. Maar voor een handgemaakte sigaar van een goed merk telt de Amerikaanse consument grif vijftien of twintig dollar neer. De explosief gestegen vraag heeft zowel producenten als detaillisten verrast. Vooral de duurste, meest gerenommeerde merken zijn schaars en veel detaillisten reserveren die voor de vaste klanten.
De sigaarcultus heeft de VS veroverd. Jonge, geslaagde zakenlieden genieten na het diner van een goede sigaar. Vooral de stijging onder het aantal vrouwelijke rokers is indrukwekkend. Opmerkelijk is de rol van het tijdschrift Cigar Aficionado in de Amerikaanse sigaarboom. Een vingerdikke glossy (drie-, vierhonderd pagina's is geen uitzondering), vrijwel uitsluitend gewijd aan de geneugten van de sigaar. In full color schetst het blad de luxe wereld van mannen en vrouwen die genieten van handgemaakte sigaren als de Cohiba, Davidoff of Montecristo. Op de voorpagina prijken notoire sigaarrokers als Arnold Schwarzenegger, Demi Moore, Bill Cosby of Magic Johnson. Binnenin praten filmhelden als 'Sly' Stallone en Alec Baldwin pagina's vol over hun favoriete rookmoment. Zelfs de publiciteitsschuwe Cubaanse president Fidel Castro – overigens in de jaren tachtig al gestopt – liet zich uitgebreid interviewen door Marvin H. Shanken, de oprichter van het blad. Kenners van de Amerikaanse sigaarmarkt bevestigen dat Cigar Aficionado niet zozeer gebruik heeft gemaakt van de sigaarhype, als wel de hype zelf heeft veroorzaakt.

Minder maar beter
Nederland is van oudsher één van de belangrijkste sigarenproducenten ter wereld. Met zo'n twee miljard stuks in 1998 duldt Nederland alleen de VS voor zich. De totale Nederlandse productie neemt de laatste jaren flink toe. Nederland versterkt haar positie als exportland. Qua export is Nederland onbetwist nummer één: Nederland heeft 60 procent van de mondiale export in handen. Dat maakt de Nederlandse sigaar in ieder geval kwantitatief toonaangevend. Maar ook wat kwaliteit betreft spreekt Nederland een woordje mee. Naast de goedkopere merken kent Nederland ook een aantal topsigaren. Niet de minste zijn de sigaren die Hajenius onder eigen naam laat maken. De bekendste is Oud Kampen, de marktleider die zich met nadruk presenteert als A-merk, maar volgens sommige kenners maar net in het topsegment thuishoort.
Volgens Thomas Klaphake, directeur van sigarenfabriek de Olifant in Kampen (niet te verwarren met het merk Oud Kampen dat in Veenendaal gemaakt wordt), is vooral de prijsacceptatie een welkom gevolg van de Amerikaanse boom. “Vroeger moest ik altijd uitleggen waarom een Olifant-sigaar vijf gulden of meer moest kosten. Dankzij de hausse zijn de longfillers nu bekend in Nederland; die kosten soms wel vijftig gulden. Dan heeft men gelijk geen probleem meer met onze prijzen.”
Sigaren zijn ook in Nederland een cultus geworden. Het aantal rokers van goede sigaren neemt toe. Maar het type roker is veranderd. “Minder maar beter,” zegt Thomas Klaphake die naar eigen zeggen niet meer dan vier of vijf sigaren per week rookt. Ook hier is inmiddels het cigar dinner een begrip geworden. Overal ontstaan sigarenclubs waar leden avonden volpraten over hun lievelingssigaren. De ouderwetse bolknak is zo goed als verdwenen uit het assortiment.
In navolging van Cigar Aficionado hadden we in Nederland tot voor kort zelfs het blad Cigarz, een getrouwe kopie van het Amerikaanse voorbeeld. Het naderende verbod op tabaksreclame in Nederland en de daarbij behorende keldering van de reclame-inkomsten wilde de uitgever echter niet afwachten.

Heineken-imago
Nederland scoort vooral goed in het goedkopere segment. Door mechanisatie zijn de Nederlandse sigaren kwalitatief goed, maar ook betaalbaar. Het buitenland kent de Nederlandse sigaar vooral als redelijk van kwaliteit en goedkoop. De topper is de café crème – de 'spriet' – van Henri Wintermans. Deze sigaar wordt gemaakt door Tobacco Service Holland in Hippolytushoef. Het grootste gedeelte van de Nederlandse productie van sigaren komt uit de machines van een handjevol bedrijven. De grootste is Swedish Match in Valkenswaard. Daar komen onder meer de betere merken Justus van Maurik en Heeren van Ruysdael vandaan. Maar Swedish Match produceert ook de immens populaire La Paz, onderdeel van het goedkopere assortiment. Tweede producent is Agio, bekend van de sigaartjes onder dezelfde naam, maar deze fabrikant in Brabant maakt ook de Panter sigaren, de Balmoral sigaren en hun A-merk: de Huifkar Cigars.
Bij Ritmeester in Veenendaal rollen de Ritmeesters (zoals de aloude bolknak 'Hofnar Bouquet', bekend van menig opa) van de lopende band. In dezelfde fabriekshal produceert Ritmeester ook de prestigieuze P.G.C. Hajenius en de net iets minder prestigieuze Oud Kampen sigaren. Theodorus Niemeyer ten slotte, in Groningen, maakt de Schimmelpenninck en Corps Diplomatique series, sigaren uit het goedkopere segment.
De lokale markt voor sigaren krimpt in Nederland overigens nog steeds. Nog geen twintig jaar geleden rookten de Nederlanders gezamenlijk zo'n anderhalf miljard sigaren per jaar. Nu zijn dat er ternauwernood 450 miljoen. Met een dalend aantal sigarenrokers is de omzet de laatste jaren toch gestegen. Dat is geheel te danken aan de verschuivingen in marktsegment. De goedkopere sigaar verliest marktaandeel ten koste van de duurdere soorten.
“De Nederlandse sigaar heeft mondiaal echter zeker geen Heineken-imago,” zucht Thomas Klaphake van De Olifant. “De Nederlandse premiumkwaliteit sigaar is relatief onbekend in het buitenland.” Buitenlandse sigarenkenners zijn niet zelden aangenaam verrast wanneer ze in Nederland een Justus van Maurik, een Heeren van Ruysdael of een Olifant te roken krijgen. Jeannette Timmerman, marketing manager van Ritmeester Cigars, producent van onder andere de Hajenius sigaren, vertelt van een Amerikaan die op een beurs de Hajenius-stand bezocht. “Die meneer was wel geïnteresseerd in ons merk, maar weigerde een Hajenius aan te nemen. Dat was toch minder van kwaliteit dan de longfillers, stelde hij. Uiteindelijk heb ik hem toch zover gekregen een corona van Hajenius op te steken. Hij was blij verrast met de kwaliteit. Veel zachter dan hij had verwacht.”
Amerika is zonder twijfel de grootste markt voor kwaliteitssigaren. Toch richt geen enkele Nederlandse fabrikant van premiumsigaren zich op de VS. Via moederbedrijf Burger gruppe uit Duitsland exporteert Ritmeester wel naar de VS, maar dat is dan met de goedkopere soorten Al Capone en Dannemann (niet verkrijgbaar in Nederland). De Olifant heeft wel pogingen gedaan om de Amerikaanse markt te betreden. Thomas Klaphake: “We hebben dat anderhalf jaar geprobeerd, maar de Amerikaanse markt past niet bij onze strategie. Amerika is zo groot, dat zou onze hele productie opzuigen. Om dan ook nog onze Europese klanten te kunnen bedienen zouden we concessies moeten doen aan de kwaliteit. Dat zullen we nooit doen.”

Je trekt je rot
Van de 1,7 miljard sigaren die ons land jaarlijks exporteert, gaat bijna 90 procent naar landen van de Europese Unie. Frankrijk is de grootste afnemer van het Nederlandse product. De Fransen steken jaarlijks meer dan 600 miljoen Nederlandse sigaren op.
De Nederlandse export naar Amerika is te verwaarlozen. Voor een belangrijk deel zijn de markten van Nederland en Amerika totaal onvergelijkbaar. Amerika is een longfillermarkt, bevestigen alle kenners. In het blad Cigar Aficionado is nog nooit een Nederlandse sigaar opgenomen in de maandelijkse blinde proefpanels. De heer Van den Berg – veertig jaar lang kwaliteitscontroleur bij Ritmeester in Veenendaal en tegenwoordig rondleider in dezelfde fabriek – heeft weinig op met de Amerikaanse longfillers. Geef hem maar een corona van Hajenius. “Longfillers, dat zijn sigaren voor cowboys. Je trekt je rot. Nee, volgens mij gaat de longfiller niet aanslaan op de Nederlandse markt.”
Toch kijken ook traditionele Nederlandse sigarenfabrikanten met belangstelling naar de Amerikaanse sigaar. “Jonge rokers willen graag grotere sigaren,” weet Thomas Klaphake. “Dan komen ze al snel op longfillers uit. Shortfillers kunnen niet veel groter gemaakt worden dan het corona-formaat. Ga je nog groter, dan verliest de sigaar z'n stevigheid.”
Om toch de klanten met een grotere sigaar te kunnen bedienen, heeft de Olifant de zogenaamde 'newfiller' ontwikkeld: een groot formaat Nederlandse sigaar, met dus kortgesneden binnengoed, die z'n stevigheid behoudt doordat het binnengoed viermaal is omwikkeld met een omblad. De prijs per stuk van de Fidelio-sigaar bedraagt vijftien gulden: een stuk lager dan vergelijkbare longfillers. Het formaat is groot genoeg voor anderhalf uur rookgenot.
Andere Nederlandse fabrikanten hebben eenvoudigweg longfillers aan hun assortiment toegevoegd. Hajenius bijvoorbeeld laat een eigen lijn longfillers maken in Nicaragua: volledig met de hand, zonder gebruik van een houten sigaarvorm.
Toch zal een Nederlandse sigarenmaker niet snel een handgemaakte Cubaanse longfiller beter noemen dan een machinaal gemaakte Nederlandse sigaar. Jan Kees de Nijs van Hajenius: “De kwaliteit van de Nederlandse sigaar is juist zo goed omdat 'ie machinaal gemaakt wordt. De trekkracht is veel constanter. Dat sommige mensen de voorkeur geven aan handgemaakt is alleen een kwestie van emotie. Met kwaliteit heeft dat niets te maken.”
Ook de smaak van een Hollandse shortfiller is constanter, meent De Nijs: “Wij mengen zo'n twintig tabakssoorten in een sigaar. Als een tabakssoort bij een bepaalde oogst een smaakafwijking heeft, dan herstellen wij dat door de melange bij te stellen. Bij longfillers kan dat niet. Die hebben hoogstens twee tabakssoorten in het binnengoed. Daar valt weinig aan te herstellen.”


Nederlandse productie van sigaren

Jaar Productie (miljoenen exemplaren)
1994 1790
1995 1759
1996 1776
1997 1889
1998 2015

Long- en shortfillers

De sigaren uit het Caribisch Gebied en Midden-Amerika zijn vrijwel uitsluitend longfillers. De begrippen long- en shortfillers slaan op de samenstellingen van het binnengoed. Bij een longfiller bestaat dat uit één of twee tabaksbladeren die in elkaar worden gerold. Het binnengoed van shortfillers bestaat uit tabakssnippers van soms wel twintig soorten. Nederland maakt uitsluitend shortfillers. Historisch komt dat omdat wij onze tabak moesten importeren (uit Indonesië), de reistijd was lang en de bladeren kwamen zelden onbeschadigd aan. De longfillers worden in grote meerderheid met de hand gemaakt. Shortfillers worden vrijwel alleen machinaal gemaakt. Alleen familiebedrijf J.J. van der Donk in Culemborg levert nog handwerk.
Nog een verschil tussen beide sigarensoorten is dat de longfiller vochtiger wordt gerookt. Om de relatieve vochtigheidsgraad van deze sigaren op de gewenste 75 procent te houden, blijven deze sigaren in Nederland alleen goed in een 'humidor', een houten kistje waarin de vochtigheidsgraad kunstmatig op peil gehouden wordt.

Wat rookt Peter Broere

Peter Broere, 30 jaar, senior account manager Martinair Party Service
Wat rookt u?
“Ik rook een sigaar per dag. Na de koffie, dat is een lekker moment. Vooral longfillers: Griffins of Davidoff. Meestal corona-formaat. Nog grotere sigaren duren te lang.”
Geen Nederlandse sigaren?
“Soms wel. Olifant vind ik wel lekker of een tuitknakje van Huifkar.”
Alleen de betere merken dus.
“Ja. La Paz of Agio dat zijn drama’s. Hartstikke goedkoop, maar een wrange smaak. Ik hoef niet te roken, dus laat het dan maar kwaliteit zijn.”
U bent iemand die over sigaren praat?
“Ja hoor. Bijvoorbeeld met m’n vestigingsmanager. We hebben een skybox in het Gelredome en nemen dan ieder twee sigaren mee. En we wisselen tips uit.”
Wat mag een sigaar kosten?
“Meestal geef ik tien, vijftien gulden uit voor een sigaar. De duurste ooit was een Cubaanse Cohiba; die kost hier zo’n 55 gulden.”

Wat rookt Mienke Schaberg

Mienke Schaberg, 44 jaar, partner Metaplan Consultants. Voorzitter Amsterdams Vrouwen Sigaren-Genootschap Salomé
Wat rookt u?
“Hollandse sigaren: Olifant, Heeren van Ruysdaal, Balmoral of Oud Kampen. Vrijwel uitsluitend panatella’s. Af en toe een Amadeus van Oud kampen, die is iets groter dan de panatella.”
Wat mag dat kosten?
“Nou, gemiddeld betaal ik een gulden per stuk, denk ik. Ik koop meestal een doosje van tien of een kistje van vijftig.”
Ook longfillers?
“Die zijn mij iets te heavy. Hollandse sigaren zijn toch iets lichter.”
Wat rookt u niet?
“Vind ik niet netjes om te zeggen. Maar in ieder geval alleen sigaren van 100 procent tabak, anders gaat ’ie niet aan.”
Bij Salomé praat u over sigaren?
“Nee, we róken ze. Wij zijn zo’n 25 rokende vrouwen. Sigaren dus; het is niet de bedoeling dat je een sigaret opsteekt. We komen eens per maand bij elkaar in hotel L’Europe. Voor de gezelligheid. Ook kiezen we eenmaal per jaar de sigaar van het jaar. Iedere sigarenclub heeft dat idee inmiddels van ons overgenomen.”

Wat rookt Frénk van der Linden

Frénk van der Linden, 43 jaar, journalist
Wat rookt u zoal?
“Een hele collectie. Het begint ’s ochtends. Ik kan niet schrijven zonder sigaar. Het moment dat ik ’m opsteek stel ik zo lang mogelijk uit, dat is een masochistisch genoegen. Meestal rook ik op dat moment een Balmoral corona.”
Altijd zo’n flink formaat?
“Ja, een kleine sigaar heeft iets nerveuzigs, vind ik.”
En verder?
“De Imperiaal van Huifkar. Iets slanker dan de corona. Dicht gerold en erg aromatisch. Verder Heeren van Ruysdael. Heerlijk.”
Wat mag een sigaar kosten?
“M’n grens is veertig gulden voor een doosje van tien. Ik kreeg vroeger veertig piek voor m’n krantenwijk, dus dat is een psychologische grens voor me geworden.”
Inhaleren?
“Nee zeg!”
Wat rookt u niet?
“Driemaal niks vind ik Davidoff. Een sigaar voor uitslovers. Oud Kampen ben ik van af, vind ik slecht geworden. En de grote sigaren van La Paz: Bulgaars karton.”
Longfillers?
“Geen bal aan. Ik heb het wel een keer of zestig geprobeerd, maar ze trekken scheef en ik proef niks. Castro kan ze in z’n reet steken!”

Wat rookt Diederik Roscam Abbing

Diederik Roscam Abbing, 34 jaar, account manager Multisun.
Wat rookt u zoal?
“Overdag rook ik kleintjes, bijvoorbeeld de Elegant uit de Sumatra-serie van Agio. 's Avonds het betere werk: Balmoral, Olifant of Heeren van Ruysdaal. Vaak koop ik een miskleur. Die zijn wat goedkoper en ik proef het verschil niet.”
Veel?
“Mwah. Maximaal vijf plus zo'n tien kleintjes.”
Inhaleren?
“Nee, dat niet”
Longfillers?
“Rook ik ook. Ik heb daar geen favoriet in. Vooral Cubanen vind ik lekker.”
Wat kost dat?
“Maximaal zo'n veertig of vijftig gulden per stuk. Maar meestal krijg ik ze.”
Wat rookt u niet? “Dat vergeet ik meteen weer. Wat ik wel weet, is dat Oud Kampen steeds slechter wordt. Daarvoor is bij mij Balmoral in de plaats gekomen.”
Praat u over sigaren?
“Met vrienden wel. Je deelt soms wat uit en geeft elkaar tips. Meestal vergeet ik de tips echter. Ik ben altijd van plan om een keer naar een proeverij te gaan. Maar het komt er niet van. Tijdgebrek hè.”


Wekelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

De Nederlandse premium-sigaren

Justus van Maurik
De Olifant
Heeren van Ruysdael
De Huifkar
Oud Kampen
P.G.C. Hajenius

J.J. van der Donk