Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Het goede geven

Nederland geeft graag en veel aan goede doelen. Uit menslievende overwegingen, uiteraard, maar het belastingvoordeel is niet te versmaden. Voor de werkelijk vermogenden is er charity management.

Een kameel gaat makkelijker door het oog van de naald dan een rijke door de hemelpoort. Terwijl de kerken leeglopen, wint de waarschuwing van Matthëus de laatste jaren aan kracht. Gaf Nederland in 1995 slechts 2,5 miljard euro aan goede doelen; in 2001 was dat 4,3 miljard. En zo geseculariseerd is Nederland ook weer niet; ruim 700 miljoen gaat nog altijd naar kerkelijke instellingen.
De sterke groei van de giften, die nu 1 procent van het bbp bedragen, verdient wel een kanttekeningetje, zo blijkt uit het handboek Geven in Nederland van hoogleraar filantropie Theo Schuyt, die het geefgedrag tweejaarlijks onderzoekt. Professor Schuyt rekent ruim. Ook sponsoring en donaties van bedrijven tellen mee. Daar is de groei het sterkst, maar dat heeft niets met altruïsme en alles met commerciële belangen te maken. Niet voor niets zijn sport en recreatie de belangrijkste ontvangers van giften van bedrijven. Maar ook particulieren geven meer. Vooral ouderen. De modale gevers zorgen voor de bulk van het geld, maar steeds meer vermogenden vinden een goed doel een mooie bestemming voor het kapitaal dat ze de afgelopen decennia hebben geaccumuleerd. Uit idealisme, ijdeltuiterij of mededogen worden miljoenen weggegeven. En de verwachting is dat de rijke babyboomers de komende jaren een nog grotere duit in het goededoelenzakje zullen doen. De toenemende gulheid maakt van liefdadigheid – de sector zelf praat liever over ‘charity’, filantropie of ‘civil society’ – een lucratieve groeimarkt. De goede doelen professionaliseren hun organisatie. Fondsen werven is keiharde business. Tegelijk helpt een groeiend legertje adviseurs en ‘private bankers’ de vermogende gevers het geld weg te geven. Banken die rijke klanten aan zich willen binden, kunnen ‘charity management’ niet negeren.

Valkuilen

“Het is een onderdeel van het totale dienstenpakket op het gebied van ‘estate planning’,” zegt Teetse Holtrop, directeur vermogensstructurering bij MeesPierson, dat zich richt op klanten met een vermogen vanaf een miljoen euro. “Steeds meer vermogende particulieren vragen zich af wat ze met hun geld moeten. Ze hebben soms geen kinderen, of het vermogen is zo groot dat ze niet alles aan hen willen nalaten. Die mensen willen geven, maar liefdadigheid is een landschap vol valkuilen. Wij helpen ze daar doorheen.” De vermogende weldoener heeft vaak duidelijk voor ogen waar het geld naartoe moet. En als het ook nog eens een ondernemer is die zelf zijn kapitaal bij elkaar heeft verdiend, wil-ie het liefst controle houden over zijn gift. Holtrop: “Mensen geven aan iets wat ze persoonlijk raakt. Zijn ze in cultuur geïnteresseerd dan willen ze bijvoorbeeld jonge kunstenaars financieel bijstaan. Zijn ze op reis in de Derde Wereld geweest, dan zijn ze daar misstanden tegengekomen die ze willen aanpakken.” Het ideaal van de ijdele gever is om net als Joop van den Ende of Bill Gates een foundation op te richten die naar eigen inzicht het geld verdeelt. Maar een dergelijke stichting vereist een diepe portemonnee. Drie, vier miljoen euro is wel het minimale startkapitaal. En dan nog: er moet een bestuur worden gezocht, er moet publiciteit worden gegenereerd. Want het is mooi als je talentvolle dwarsfluitisten een beurs wilt geven; ze moeten wel weten waar het geld te halen is.
“Wij adviseren onze klanten zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande initiatieven,” zegt Teetse Holtrop. “Het goededoelenlandschap is al zo versnipperd.” Wie meer dan een paar ton heeft te vergeven en toch zijn eigen naam op een goed doel wil plakken, kan een fonds op naam oprichten. Dan wordt binnen een bestaande stichting een nieuw fonds in het leven geroepen dat het gedoneerde geld voor een specifiek doel inzet. Het Prins Bernardfonds grossiert in subfondsen, maar ook andere goede doelen spelen in op de vraag.

Goededoelentestament

Volgens het onderzoek van professor Schuyt trekt slechts 13 procent van de gevers zijn gift af van de belastingen. Het merendeel komt niet in aanmerking voor aftrek. Een klein deel vindt belastingaftrek niet nodig. Het zijn vrijwel uitsluitend de welgestelden die van de mogelijkheid van belastingaftrek gebruikmaken. Want als vermogenden ergens een hekel aan hebben, is het wel aan de fiscus, zelfs als ze geld weggeven. Belastingaftrek is echter geen reden om geld te geven. “Het is in Nederland – anders dan in de Verenigde Staten – niet zo dat je van giften zelf beter kunt worden. Ik ken er in ieder geval geen voorbeelden van,” zegt Teetse Holtrop. “De meeste mensen worden gedreven door ideologie of een passie voor iets. Maar de belastingaftrek is natuurlijk wel een belangrijk voordeel.” De simpelste manier om belastingvoordeel te behalen is door de gift van het inkomen af te trekken. Maar er zijn ingewikkelder, financieel aantrekkelijker, constructies. En daar komt de fiscale kennis van de ‘private bankers’ om de hoek kijken. Een interessante constructie voor erfgenamen is het goededoelentestament. Daarbij gaat een deel van de gift aan een goed doel direct door naar erfgenamen. Het goede doel draait op voor de dan relatief lage successierechten. Erfgenaam en goede doel profiteren, de fiscus heeft het nakijken. Een andere mogelijkheid is dat een particulier een deel van zijn vermogen al tijdens zijn leven schenkt aan een goed doel, maar zelf wel het ‘vruchtgebruik’ houdt. Hij krijgt een uitkering van het fonds ter grootte van het verwachte rendement van het vermogen. Nederland is een middenmoter in Europa als het gaat om fiscale voordelen voor goede doelen, zo blijkt uit recent onderzoek van de European Foundation Center. Voor particulieren zijn giften aftrekbaar met een ondergrens van 1 procent en een maximum van 10 procent van het inkomen. Voor bedrijven zijn de aftrekmogelijkheden veel ruimer, omdat giften als zakelijke kosten kunnen worden afgetrokken.Goede doelen moeten 11 procent belasting betalen over wat ze krijgen. Er zijn uitzonderingen. Schenkingen aan musea zijn onbelast. Het ministerie van Financiën schat dat het dit jaar zo’n 350 miljoen aan belasting ‘misloopt’ door schenkingen en legaten aan goede doelen. Dat is een behoorlijke slag in de lucht, want met name de legaten aan goede doelen worden door de belastingdienst niet langer bijgehouden.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Artikel 24

De belastingdienst is ook de partij die bepaalt wat een goed doel is. Alleen als een instelling ‘algemeen nut’ beoogt, gelden de belastingvoordelen. Maar algemeen nut is een rekbaar begrip. Liefst 15.000 instellingen hebben de zogenaamde artikel-24-status. Jaarlijks wijst de belastingdienst 10 procent van de aanvragen voor deze status af. Maar of fondsen die de status wel hebben ook daadwerkelijk geld uitgeven en waaraan, wordt amper gecontroleerd. Gevolg is dat er in Nederland veel slapende fondsen zijn: miljarden staan op bankrekeningen uit te dijen omdat er niets mee gebeurt. Dat zijn met name de zogenaamde vermogensfondsen; fondsen die ooit zijn opgericht met geld van een rijke particulier en met een specifieke bestemming.
Erger is dat het gebrek aan controle op de artikel-24 fondsen ook misbruik bevordert. Wie zijn geld in een ‘goed doel’ stopt dat vervolgens uitkeert aan eigen familieleden of eigen interesses kan een aardig belastingvoordeel boeken. Het mag niet, maar de kans dat het ontdekt wordt, is klein. De belastingdienst heeft beperkte mankracht en bij het openbaar ministerie staat het niet hoog op de agenda. Het belastingklimaat voor goede doelen ligt in Nederland al geruime tijd onder vuur. Goede doelen, adviseurs, banken, ze pleiten allemaal voor gunstiger fiscale regelingen. De belastingaftrek voor giften moet omhoog en de 11-procentsbelasting zou moeten worden afgeschaft. Al een paar jaar geleden kwam een commissie van wijze mannen met die aanbeveling, maar er is tot nu toe niets mee gedaan. Ook al beweerde toenmalig staatssecretaris van Financiën Wouter Bos dat hij goedbeschouwd geen goede reden kon bedenken om giften aan goede doelen te belasten. Het landschap dat de Nederlandse charity voor ogen staat is een Amerikaans model, waarin goede gevers meer fiscale ruimte krijgen hun geld te besteden. Niet alleen aan het Rode Kruis of Greenpeace, maar ook aan een nieuwe vleugel voor het ziekenhuis of een lokale bibliotheek. De eisen aan en controle op goede doelen zullen dan, analoog aan de Amerikaanse situatie, wel veel strenger moeten worden. In de VS geldt de plicht dat jaarlijks minimaal 5 procent van het vermogen wordt uitgegeven. Goede doelen moeten hun jaarcijfers deponeren. Het pleidooi voor meer ruimte voor charity is natuurlijk niet gespeend van eigenbelang. Meer giften betekent meer geld voor goede doelen en meer business voor professionele bemiddelaars, fondsenwervers en vermogensadviseurs. Bovendien hanteert de sector een vreemde redenering. Waar nu iedereen beweert dat belastingoverwegingen nauwelijks een rol spelen bij giften, is iedereen ervan overtuigd dat een gunstiger belastingklimaat zal leiden tot méér giften.
Ook hoogleraar filantropie Schuyt is voorstander van een ander belastingregime. “De hele geefcultuur in Nederland moet anders,” vindt Schuyt. “De overheid is bang dat afschaffing van die 11 procent leidt tot een verlaging van belastinginkomsten. Dat is kortetermijndenken. Op lange termijn pakt een gunstiger belastingklimaat juist voordelig uit. De overheid trekt zich terug uit tal van publieke instellingen. Het financiële gat dat daardoor valt, kan worden gedicht met private schenkingen. Daar moet je dan geen belasting over gaan heffen. Maar je moet wel beter dan nu controleren dat het geld ook goed wordt benut.”