Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Halszaak

De populariteit van de stropdas lijkt omgekeerd evenredig te zijn aan de hoogte van de dotcom-hype. Ondanks de oorlogsverklaring van prins Claus is de das nu zo levend als Pim Fortuyn dood is.

De stropdas heeft een paar zware jaren achter de rug. Natuurlijk, als vanouds knoopten honderdduizenden mannen ook de afgelopen jaren braaf iedere ochtend een windsor, een dubbele windsor of een manhattan om de hals. Maar mét het besef dat ze very ‘oude economie’ waren. Dinosaurussen. Even was de stropdas – en iedereen die er een draagt – helemaal passé. Sommige media repten zelfs van een heuse ‘malaise in de stropdasindustrie’. Boosdoener: de internethype, de nieuwe economie en de bijbehorende kledingvoorschriften. Flipperkasten en stepjes op de werkvloer en een outfit waarmee je na de arbeid ook indruk maakt op je skateboard-maatjes. Zo moet het. Een internetjongen in driedelig grijs is niet serieus te nemen. De nieuwe kledingcodes beperken zich niet tot de dotcom-industrie.



Consultants die geld moeten zien te verdienen aan die 22-jarige kwajongens en hun sweaters-met-capuchon en baardjes van drie dagen, krijgen van bedrijfswege het advies mee om de das in de kast te laten hangen. Dwars door alle branches heen steekt het fenomeen casual Friday de kop op. Meer dan eens wordt het recht bevochten om mét piercing en zónder stropdas op het werk te verschijnen, tot aan justitie aan toe.

Dan wordt de internethype doorgeprikt. De oude economie had toch ook wel z’n goede kanten, begint men zich te beseffen. Maar het jasje-dasje hoort daar niet per se bij. Even lijkt het erop dat werknemers hun verworven vrijheden niet meer af willen staan. Een kleine revolutie dreigt, met prins Claus en zijn Declaration of the Tie als roerganger. In een vlammend betoog keert de prins zich ‘tegen die slang om de nek van de moderne werknemer’, ‘het koord van zonde dat wij vandaag de dag gebruiken om fatsoen aan af te meten’. Hij roept mannen op hun ‘nek te riskeren’: “Waag je in het paradijs van de open kraag.” Beelden van de prins-gemaal die onder luid applaus zijn stropdas ontknoopt en van zich afwerpt, gaan de hele wereld over.



Comeback

Maar de prins is niet meer, casual Friday is op sterven na dood. Sollicitanten in de ict-sector dragen weer een stropdas en of de Dasloze Dag (15 oktober) als eerbetoon aan Claus een blijvertje is, valt te bezien. Bovendien, maar het zal toeval zijn, politici die openlijk anti-das zijn (Rosenmöller, Heinsbroek) hebben – zij het om zeer uitlopende redenen – het veld geruimd.

En de das maakt zijn comeback. In tijden waarin terroristen hun vliegtuigen in wolkenkrabbers parkeren en de economie hapert, groeit de behoefte aan symbolen die gezag uitstralen: driedelig grijs én een das. Het komt vast goed. Powerdressing heet dat. Financieel mag het dan wat minder gaan, op lunches en bedrijfsuitjes wordt bezuinigd, op stropdassen niet. Waar het dassenverkopers betreft heeft vooral het middensegment heeft last van de neergaande economie. Een chique PC Hooft-boetiek als Oger (u zegt: ozjee) doet prima zaken: met mij gaat het goed, kijk maar naar m’n das.



In een blauwlederen doos met gouden sloten bewaart de gerenommeerde Amsterdamse kledingzaak een das gemaakt van vicuña, de fijnste wolsoort ter wereld. Het design van Firas Chamsi-Pasha kost 838 euro. Da’s pas een das. Duurder vind je in Nederland niet, volgens Oger. Hij is zwart met een frivool, diagonaal regenboog-stikseltje. Eigenlijk geen uitgesproken swingend exemplaar, in koopjesbak van V&D zou hij blijven liggen. Maar het materiaal komt van speciale Zuid-Amerikaanse hooglandschaapjes (stamboekbeesten) waar er niet zoveel van zijn, en ook van iedere das worden slechts twee exemplaren gemaakt. Eén voor de klant, één die rechtstreeks naar het museum gaat. En Oger verkóópt het – zij het niet aan de lopende band – ook in deze barre, barre tijden.



Maffioos

Het verschil tussen een das van 100 of 800 euro is eigenlijk nauwelijks te zien. Alle dassen boven de 100 euro zijn gemaakt van 100 procent kasjmier of zijde en zijn mooi (al kunt u natuurlijk te allen tijde de mist in gaan met de keuze van het dessin). Maar de drager weet, vóelt, wat hij om zijn hals heeft geknoopt, en straalt dat uit.

Als er iemand was die wist hoe zoiets werkt, was het Pim Fortuyn. Breed geknoopt, brede dwarse (ach, de symboliek) strepen, het liefst een beetje scheef. En een paar plooien mogen best. Alsof je zo van een bruiloft terug komt die wél gezellig was. Een tikje maffioos zelfs vonden ze bij Oger, waar Fortuyn zijn premierpak had laten maken voor het geval dát. Medewerkers van de winkel adviseerden de lijsttrekker voorzichtig om een iets subtielere streep te dragen, mocht hij Nederland daadwerkelijk gaan besturen.



Het is nooit zover gekomen, maar de ‘Pim Fortuyn-knoop’ is voorlopig een blijvertje. Wilt u er echt bijhoren dan bindt u een Etro-das om, het merk dat de diagonale ruit populair maakte. Zeg Etro, denk retro: het bruin en oranje van foute jaren ’70 behangetjes. Ook de kostuums van dit Italiaanse merk doen het goed, maar je moet overweg kunnen met de ‘uitgesproken’ kleuren.

Ironisch genoeg brengt met Fortuyn het hernieuwde enthousiasme voor de das ons eigenlijk waar het succes van het kledingstuk ooit begon: bij de dandy. Niet voor niets hangt het portret van Oscar Wilde prominent bij Oger aan de muur. In 1864 schrijft deze romantische poëet: “Een goed gestropte das is de eerste serieuze stap in je leven.” Tuurlijk, ook vóór Wilde worden er al stropdasachtige zaken om de hals gedragen, vooral in het leger. De oudste voorbeelden stammen uit 221 voor Christus. Het Kroatische leger geldt als naamgever: Kroaat wordt crevat. Ook leuk: de term stropdas komt uit Scandinavië, waar misdadigers voor ze werden opgeknoopt een lap om hun keel kregen voor de herkenbaarheid. Het vergde dan ook een behoorlijke omweg om de stropdas populair aanvaard te krijgen. Oscar Wilde en zijn kompanen maakten er een mode van die door een breed publiek werd opgepikt. Ook in 2002.



Onschuld


Het ziet er overigens naar uit dat 2003 ook een prima dassenjaar wordt. Als de voortekenen niet bedriegen wordt de das opgewaardeerd tot hip, met het schooluniform – en dus níet het kantoorgrijs – als voornaamste inspiratiebron. De das als symbool van onschuld. Denk er een paar grote bruine manga-ogen bij. Maar op de dansvloer gaat zo’n beetje alles boven de gordel uit, behalve de das. Wie had dat vier jaar geleden kunnen denken. Nadeel van zo’n modegril: in 2004 kan een das écht niet meer.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.