Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Gezien door vreemde ogen

Tijd voor een aai over de eigen bol: waarin zijn Nederland en de Nederlanders beter dan de rest? Vier buitenlandse correspondenten buigen zich over deze on-Nederlandse vraag.

 

RUSLAND Sophia Kornienko

En jij mag gewoon meedoen

Wat mij het meest in Nederland boeit is dat Nederlanders bijna geen hiërarchie erkennen. Ik heb in een paar andere landen gewoond en gewerkt, maar nergens is hiërarchie zo in waarde gedaald. Waarom is dat in Nederland wel gelukt en bij veel andere volken niet?

Toen ik bij een Indiase ambassade is Sint Petersburg werkte, wist de consul soms niet hoe hij met de Russen moest omgaan en werd hij woedend als ik hem advies probeerde te geven. "Je moet eerst wachten tot meneer de consul zelf door heeft dat zijn acties nergens toe leiden en pas dan, als hij jou vraagt, mag jij hem adviseren", zei zijn assistent tegen mij. Het was dus belangrijker om je baas honing om de mond te smeren, ook al verloor hij daardoor tijd en geld, in plaats van efficiënt te werken. In het land waar ik vandaan kom, Rusland, heerst dit slijmgedrag eigenlijk ook, en steeds in grotere mate nu Poetin de zogenaamde "machtverticaal" als hoofdwaarde heeft geïntroduceerd. Er is zelfs een gezegde: "Ben jij de baas – ben ik de dwaas, ben ik de baas – ben jij de dwaas".

Die regel heb ik nooit willen volgen. Gelukkig hoeft dat in Nederland ook niet. Ik mag tegen een redacteur, een ambtenaar of zelfs tegen Jan Peter Balkenende zeggen dat ik het ergens niet mee eens ben, ik mag direct zijn en innovatieve ideeën opperen zonder bang te zijn of beledigd te worden. Maar wat ik het mooiste vind is dat er buiten het werk ook geen hiërarchie bestaat, geen hiërarchie op straat: succesvolle managers nemen ook de trein. Dit alles in dienst van dé Nederlandse god: efficiëntie.

Sommige Nederlanders klagen over het feit dat het streven naar een bepaalde status, chique auto's en massieve grootschalige architectuur (zie Moskou) niet aangemoedigd wordt in de Lage Landen. Sommigen zien met lede ogen aan dat Wouter Bos nog steeds niet geleerd heeft om zijn das te dragen en dat Ella Vogelaar vergeet dat ze een minister is iedere keer dat ze kleding koopt. Wat de kritische Nederlanders misschien niet weten, is dat hoe groter een gebouw is, hoe kleiner de mens zich voelt – juist daarom bestellen zeer hiërarchische regeringen en bedrijven bombastische architectonische objecten. En dan moet de burger zich kleden en gedragen zoals het bij zijn klasse hoort en als je minister bent, moet je de kledingstijl kopiëren van de grote leider. Misschien was Ella Vogelaar haar status als minister vergeten, toen ze recent met een rugzak door New York liep, maar voor mij is haar gedrag een onderbewust statement van de Nederlandse democratie. Als er in Rusland een ambtenaar van haar kaliber door de stad wil rijden, zijn de wegen urenlang afgesloten, over efficiëntie gesproken. 

De vele immigranten (zoals ik) die Nederland binnenstromen, komen meestal uit culturen waar een indeling in klassen als normaal wordt gezien. Ze zijn hiërarchie gewend en accepteren daarom automatisch de bijnaam 'allochtoon', sommigen van hen verwachten zelfs gediscrimineerd te worden en accepteren gelaten hun 'zware' lot. Want hiërarchische maatschappijen kweken fatalisten. Ik zou het classificeren in autochtonen en allochtonen als de laatste fantoom van hiërarchie graag afgeschaft willen zien. Als immigrant in Nederland moet je vergeten dat je ooit als een klein mens zonder rechten in een machtsstaat diende, want hier bestaat geen hiërarchie en jij mag gewoon meedoen – dat is waarmee ik iedere inburgeringcursus zou beginnen.

Kornienko: 'Ik zoek 'hiërarchie' op in de Nederlandse Google. Bijna alle resultaten gaan over voetbal. De Russische Google levert artikelen op over kerk en politiek.'

DUITSLAND – Helmut Hetzel

Zonder polder geen Nederland

KLM vlucht KL-007 vanuit New York landt precies op tijd op Schiphol Airport. Het toestel wordt door gezagvoerder Henk en zijn crew zachtjes op de landingsbaan gezet. Haast niemand van de ruim 46 miljoen passagiers die per jaar op Schiphol landen of vanaf Schiphol de wereld in vliegen denkt er nog aan dat de start en landingsbanen van het op drie na grootste vliegveld van Europa circa zeven meter beneden 'Normaal Amsterdams Peil' (NAP) liggen. Het is gewoon, doodgewoon op Schiphol te starten en te landen, er te shoppen en te slapen. Precies daar waar 200 jaar geleden nog water was. Veel water, namelijk het 18000 hectare grote Haarlemmermeer. Al in de 17e eeuw, de 'Gouden Eeuw', zoals die in alle Nederlandse geschiedenisboeken terecht heet, wilden de Nederlanders de Haarlemmermeer droogleggen. Maar zelfs duizenden windmolens is het toen niet gelukt de gigantische watermassa weg te pompen en het water in land te veranderen.

Er was een nieuwe technologie nodig die de oude Nederlandse droom kon waarmaken. De stoommachines en de stoomgemalen deden wat de windmolens niet voor elkaar kregen. Tussen 1849 en 1852 pompten zij de Haarlemmermeer droog. Wie wil zien hoe dat ging, moet beslist eens het stoomgemaal de Cruquius uit 1849 bezoeken, een industrieel monument.

À propos, polder. Wat een mooi woord, men zou de P van polder zo zacht moeten uitspreken als de Limburgers het met hun zachte G doen. Dan klinkt 'polder' een beetje lyrisch, ja zelfs een beetje sexy. Maar polder is niet alleen een mooi woord. Het is een verbaal Hollands exportartikel. Polder is een typische Nederlandse uitvinding, 'De uitvinding.' Polderen, inpolderen, Nederlandser kan het niet. Het woord heeft nu zelfs een politieke connotatie.

Het door Nederlanders uitgevonden poldermodel maakte het überhaupt mogelijk dat Nederland is ontstaan en dat Nederland er nu nog zo bijstaat. Droog, bewoonbaar, veilig. Veilig voor het water. Welvarend. Zonder water, zonder polder ook geen Hollandse handelsgeest, geen VOC, geen Gouden Eeuw.

Polderen is ook synoniem voor de unieke dijkbouwtechniek van Nederland. Het staat voor de Afsluitdijk en voor de Deltawerken: het antwoord van Nederland op de vreselijke watersnoodramp van 1953 die 1835 mensen het leven kostte. 'Een volk dat leeft, bouwt aan zijn toekomst', staat op het monument van de Afsluitdijk.

Bouwen naar het poldermodel is een Nederlandse grootsheid, het is watermanagement avant la lettre. Door Nederlanders uitgevonden en overal ter wereld toegepast.

Nu bijvoorbeeld in Dubai, waar Nederlandse ingenieurs en baggeraars de kunstmatige eilanden 'The Palm' en 'The World' hebben aangelegd en binnenkort waarschijnlijk ook 'The Universe'' zullen aanleggen. De Nederlanders polderen in de wateren van de Golf van Perzië en doen dat wat zij het beste kunnen, ze maken van water land.

Overal in de wereld waar het over watermanagement gaat, wordt er naar Nederlandse knowhow gevraagd. Dat de toekomstige koning ZKH Willem Alexander (Willem IV.) het tot zijn specialisme maakte, is geen toeval. Een beter onderwerp voor een Nederlandse koning is er gewoon niet. Maar het moet toch nog even gezegd worden, kies watermanagement, dat was het advies van zijn Duitse vader ZKH Prins Claus.

Hetzel: 'Polder is niet alleen een mooi woord, het is een verbaal Hollands exportartikel.'

FRANKRIJK – Didier Burg

Al eeuwenlang handelaars

Zonder de Nederlanders had de Franse keuken nooit zijn reputatie kunnen opbouwen. Want het is toch echt dankzij de kruidnagel, de peper, de nootmuskaat – al die specerijen die de Nederlandse VOC Europa binnenbracht – dat koning Lodewijk XIV in Versailles kennismaakte met nieuwe exotische smaken. De moderne Franse keuken heeft zijn reputatie stilletjes te danken aan de Nederlandse handelsgeest.

De ligging aan de Noordzee geeft de Nederlanders toegang tot de oceanen. De delta van Rijn, Maas en Schelde op het grondgebied brengen het hart van Europa binnen handbereik. Uit deze topografische omstandigheden ontspringt de geest van de Nederlandse handelaars, stichters van Batavia en Nieuw Amsterdam. Twee eeuwen lang domineren Nederlanders van de VOC de wereldzeeën. Ook vandaag nog heeft het kleine Nederland de grootste handelsvloot in Europa en de belangrijkste haven van het continent, Rotterdam.

Het commerciële avontuur van de Nederlanders krijgt vorm aan het eind van de 16e eeuw. In het kleine grondgebied dat de Verenigde Nederlanden vormen, in oppervlakte niet meer dan drie Franse departementen, besluiten de kooplieden de commerciële blik te verruimen. Men gaat overzee. Eén van deze koopmannen, Cornelis de Houtman, onderneemt de eerste handelsexpeditie en gaat richting Indië.

In het kader van de honderden expedities die volgen, varen duizenden Nederlandse schepen de wereldzeeën op. De snelle ontdekking van vele rijkdommen en het onvermogen van de Portugezen, Spanjaarden en Engelsen om in de door hun betreden gebieden de orde te handhaven, doen de Nederlanders besluiten tot de oprichting in 1602 van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Een van de eerste kapitalistische bedrijven met aandeelhouders ziet het licht.

De VOC breidt haar aanwezigheid in alle windstreken uit met handelsposten in Azië, Zuid Amerika, Afrika en de Antillen. Al snel hebben de Nederlanders het monopolie in handen op de markten van specerijen en stoffen (katoen en linnen). Behalve specerijen werden ook koffie, thee en rietsuiker naar Amsterdam verscheept en van daaruit verspreid over heel Europa.

De Nederlandse commerciële suprematie in de 17e en 18e eeuw houdt stevig stand, ook tijdens interne oorlogen die het land verscheuren. En terwijl Spanje, Engeland en Frankrijk niet ophouden hun land aan te vallen, beleven de Nederlanders hun Gouden Eeuw.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

In meer dan een opzicht is de voormalige Nederlandse handelssuprematie vandaag nog intact. Bedrijven als Philips, Shell en Unilever opereren mondiaal. Nederlandse bedrijven nemen de helft van het vrachtvervoer op de Rijn en ruim een kwart van het wegtransport binnen de Europese Unie voor hun rekening. En Rotterdam is nog altijd de eerste invoerhaven van handelswaar in Europa. "Goederen die ‘s morgens aankomen in Rotterdam, kunnen ‘s middags op de Franse, Duitse en Italiaanse schappen liggen", meldt EVO, de belangenvereniging van Nederlandse transporteurs. En op het bord van de Fransen rond etenstijd?

Burg: "De Franse keuken bouwde een reputatie op dankzij de Nederlanders.'