Winkelmand

Geen producten in je winkelwagen.

Wie wordt de nieuwe Crucell?

Meerdere pharmatechbedrijven als Prosensa en Synthon staan te trappelen om het succes van het Leidse biotechbedrijf Crucell te herhalen. Johnson & Johnson betaalde er vorig jaar 1,75 miljard dollar voor. Wie lost de belofte als eerste in?
 

Hans Schikan wil van zijn biotechbedrijf Prosensa dolgraag een wereldspeler maken. Daarvoor timmert hij behoorlijk aan de weg. Het Leidse bedrijf, dat geneesmiddelen tegen de zeldzame spierziekte Duchenne ontwikkelt, heeft onder zijn leiding bijvoorbeeld een deal gesloten met het grote GlaxoSmithKline (GSK), een overeenkomst die in het ideale geval alleen al aan zogeheten ‘mijlpaalbetalingen’ 680 miljoen dollar oplevert. Licenties en royalties uit verkopen van GSK zitten daar nog niet eens bij.

Eerder dit jaar haalde Prosensa ook nog eens 23 miljoen euro aan investering op, onder andere bij NEA (New Enterprise Associates), naar eigen zeggen de grootste durfkapitalist ter wereld. Prosensa’s doel? “We willen deels kunnen evenaren wat Genzyme, een van de grootste biotech­bedrijven ter wereld, heeft bereikt”, zegt Schikan, zonder blikken of blozen.

Belofte

Mooie, ambitieuze woorden. Maar op dit moment is Prosensa nog steeds niet veel meer dan een belofte. “We zijn in 2002 begonnen en voor de ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel staat gemiddeld 12 tot 15 jaar”, zegt Schikan. “Dus reken maar uit wanneer ons eerste product op zijn vroegst op de markt zou kunnen komen. Het vergt een lange adem, maar elke week boeken we weer wat vooruitgang.” Wat Prosensa zijn investeerders momenteel te bieden heeft, is één groot pakket hoop en verwachting, met een uitkomst die heel rijk kan zijn, maar tegelijk ook heel onzeker is.

Dat weet ook iemand als Rein Strijker maar al te goed. De ceo van DNage zag zijn bedrijf, dat werkt aan technologie om DNA-schade te repareren, in 2006 overgenomen worden door zijn voormalig werkgever, farmareus Pharming. Succes bleef echter uit. Pharming besloot in 2010 het bedrijf weer af te stoten, om zich te kunnen richten op andere producten én omdat er geen geld meer was om de DNage-medicijnen enkele stapjes verder te brengen. Strijker: “We wilden een nieuw geneesmiddel ontwikkelen voor patiënten die snel verouderen, maar dat bleek financieel een te grote stap.”

Mastodonten

Terwijl de medicijnbelofte van DNage inmiddels in rook is opgegaan, hopen nieuwe Nederlandse ontwikkelaars als Prosensa nog steeds the next big thing te worden. Uiteraard met als eerste doel om patiënten te genezen, maar als nevendoel toch op zijn minst ook om net zo succesvol worden als Crucell.

De kansen van deze relatief kleine ontwikkelaars liggen vooral in de hulpeloosheid van grote farmabedrijven. Die zogenoemde Big Pharma’s hebben te maken met aflopende patenten op hun succesmedicijnen en zoeken naarstig naar nieuwe knallers. Zulke prijsnummers hopen ze te vinden tussen die kleine biotechpareltjes, zegt Stijn Vanacker, analist global healthcare bij Robeco.
Vanacker: “Als de mastodonten uit de industrie aantrekkelijke groeicijfers willen tonen, hebben ze meerdere nieuwe blockbusters per jaar nodig. Dat geeft druk op deze bedrijven. Zij zoeken dus allemaal naar interessante nieuwkomers.”

De meeste nieuwkomers richten zich op niches: zeldzame ziektes die vragen om specifieke, gerichte geneesmiddelen. “Daar is de medische noodzaak het hoogst”, zegt Schikan. “En als je daarin succesvol bent, is de kans ook het grootst dat je waarde creëert voor patiënten en aandeelhouders.”


Marcel Zwaal, chief business officer en Ada Kruisbeek, ceo van DCPrime: "Je moet meteen internationaal denken, anders kun je geen business bouwen."

Internationaal denken

Ook de farmareuzen hebben dit door. Zij accepteren daarom dat vijf keer een medicijn voor een kleine groep mensen net zoveel omzet oplevert als één algemene blockbuster. Op hun beurt beseffen de Nederlandse biotechbedrijfjes maar al te goed dat de grote jongens zoekend zijn. “Mijn businessmodel kan niet zonder Big Pharma”, zegt Willem van Weperen zelfs. Van Weperen is ceo van to-BBB, een bedrijf dat zich specialiseert in technologie waarmee medicijnen makkelijk in de hersens van patiënten gebracht kunnen worden. “Zoals de tijdlijn nu is, kunnen we in 2017 ons eerste product op de markt brengen, maar het is te duur om alles zelf te doen. Wij partneren dus bij voorkeur zo snel mogelijk.”

Ook het Amsterdamse DCPrime, dat werkt aan een vaccin tegen terugkerende kanker, vestigt de hoop op samenwerkingen, vertelt chief business officer Marcel Zwaal. “Elke stap die we zetten, maakt het makkelijker een deal te maken met Big Pharma. Je moet dus meteen internationaal denken, anders kun je geen business bouwen.” DCPrime ontwikkelt technologie waarmee op industriële schaal vaccins te produceren zijn gebaseerd op zogeheten dendritische cellijnen, die momenteel alleen als maatwerk beschikbaar zijn. “Die maatwerkoplossingen zijn moeilijk te maken en veel te duur”, legt ceo en oprichtster Ada Kruisbeek uit. “Daarom denken we dat onze technologie een kans van slagen heeft.”

Duchenne-medicatie

Een deal met een Big Pharma-partij omvat meestal een licentiemodel, waarbij kleine, kansrijke biotechbedrijfjes als een soort externe r&d-afdeling worden ingeschakeld. Zo heeft GSK een licentie op één potentieel Duchenne-medicijn van Prosensa en een optie op nog eens drie andere Duchenne-medicijnen, waarbij mijlpaalbetalingen zijn afgesproken als een bepaald punt in het ontwikkeltraject wordt behaald. Tegelijkertijd heeft het Leidse biotechbedrijf zelf de rechten voor een klein Europees afzetgebied behouden voor twee van deze kandidaat geneesmiddelen en ontwikkelt het bedrijf zelfstandig nog eens twee mogelijke Duchenne-medicijnen. “Zo houden we de optie open om zelf door te groeien”, zegt Schikan.

Dat doen de meeste biotechbeloftes, bevestigt Van Weperen van to-BBB. “We kijken naar verschillende scenario’s, want we hebben wel de ambitie om een eigen bedrijf op te bouwen. Ik kan me voorstellen dat we met de inkomsten van goede deals uiteindelijk ook zelfstandig producten kunnen ontwikkelen.” Daarmee komen we bij een lastig punt in dit verhaal. De meeste biotechbedrijfjes hebben namelijk helemaal geen inkomsten. Vandaag niet, morgen niet, en waarschijnlijk overmorgen nog steeds niet. “Alles in de medische biotechnologie is front loaded”, zegt Zwaal. “Je hebt eerst een flinke investering nodig voor je de eerste stappen kunt zetten.”

Dat is een groot verschil met de startups uit die andere beloftevolle industrie: die rond het (mobiele) internet. Daar kan iedereen vanaf zijn zolderkamer een mobiele applicatie op de markt brengen zonder veel voorinvesteringen. Instagram bijvoorbeeld, dat in april voor een miljard dollar door Facebook werd gekocht, is ook nog een belofte. Ook dat bedrijf draait immers nog geen dollar omzet op zijn fotoapplicatie. Toch is er een essentieel verschil: Instagram heeft al een product op de markt, met een gebruikersgroep van zo’n 30 miljoen mensen. Zover zijn Prosensa, to-BBB en DCPrime nog lang niet. Kruisbeek: “We praten hier over miljoenen, voordat het echt van start gaat.”

 

Geld wegspoelen

Waarom duurt het zo lang om een nieuw geneesmiddel op de markt te brengen? Een medicijn maken is veel trial and error natuurlijk, zegt Zwaal bijvoorbeeld. Maar er is meer. Zo is er allereerst de strenge regelgeving vanuit de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) en de European Medicines Agency (EMA). De periode tussen eerste tests en uiteindelijke goedkeuring van een nieuw geneesmiddel kan al snel meer dan 10 jaar omvatten, waarbij de uitkomst continu onzeker blijft. Zo kreeg het Nederlandse AMT recentelijk wederom géén goedkeuring van het EMA voor een ontwikkelde gentherapie. Au.

Een tweede moeilijkheid is dat een nieuwe therapie moet passen in de strategie van zorgverzekeraars en ziekenhuizen. “Zij moeten de therapie uiteindelijk betalen”, zegt Kees Recourt, investment manager bij Mibiton en adviseur van biotechbedrijven. “Maar of dat gebeurt, varieert per land. Daarnaast kan ook de visie van een verzekeraar over 5 jaar alweer zijn veranderd.”

Borstkankertest

Het Amsterdamse Agendia kwam daar in 2010 achter, toen het te horen kreeg dat het Nederlandse College voor Zorgverzekeraars (CVZ) hun borstkankertest niet in het basispakket van de ziektekostenverzekering opneemt, omdat deze niet zou aansluiten bij de bestaande behandelmethodes. Gevolg: de Nederlandse markt blijft voor Agendia’s product gesloten. In het ergste geval zorgen de twee drempels er dus voor dat miljoenen euro’s aan investeringen door de wc gespoeld kunnen worden. En dat geld is in deze tijden sowieso niet makkelijk voorradig, zegt Zwaal. “Het financiële systeem zit op slot. De overheid doet niets en bij durfinvesteerders komen we moeilijk aan geld, want zij willen pas instappen op een bepaald moment, bij een bepaald risico.”

Zelf klaagt hij niet, met “de steun door dik en dun” van venture capital-investeerder Thuja Capital. Maar hij mag dan ook van geluk spreken. In de Verenigde Staten besteden durfinvesteerders steeds minder aan biotechbedrijven. In 2009 ging nog 18,1 procent van hun geld naar de biotechs, een jaar later was dat gedaald naar 12,2 procent. De zogenoemde Web 2.0-startups gingen er in dezelfde periode juist sterk op vooruit, van 10,3 tot 18,4 procent van het totaal beschikbare vc-kapitaal, zo blijkt uit een rapport van Ernst & Young. Vandaar dat NEA’s recente investering in Prosensa ook zo bijzonder is, zegt diens ceo Schikan. Een beursgang dan maar? Ook dat is lastig “op dit moment”, zegt Van Weperen. Hij komt daarom vorig jaar onder meer uit bij zogenoemde business angels. “Al zie ik wel dat financiering momenteel steeds makkelijker gaat, nu we verder zijn in de ontwikkeling. Daardoor is ons risicoprofiel kleiner geworden.”


Rudy Mareel, ceo geneesmiddelproducent Synthon: "Wij hebben door de overname van Organon veel hooggekwalificeerde mensen kunnen aannemen."

Stapje hoger

Een bedrijf dat een totaal andere strategie hanteert dan de (nog) relatief kleine biobeloftes Prosensa, DCPrime en to-BBB is Synthon, dat al meer dan 20 jaar aan de weg timmert als geneesmiddelenproducent. Het Nijmeegse bedrijf, actief in 11 landen en in 2011 goed voor een omzet van 260 miljoen euro, heeft zich in die periode gespecialiseerd in de productie en vermarkting van generieke medicijnen, geneesmiddelen die hun succes hebben bewezen én waarvan de patenten zijn verlopen. Deze geneesmiddelen zijn gebaseerd op kleine moleculen, die chemisch exact na te maken zijn. Synthon kan ze daardoor één op één kopiëren en als merkloos product tegen een flink lagere prijs verkopen. “Sinds 2007 mikken we ook een paar stapjes hoger”, vertelt ceo Rudy Mareel.

Het eerstvolgende stapje is bijvoorbeeld de ontwikkeling van een biologisch medicijn dat precies hetzelfde doet als een bestaand medicijn, maar omdat het biologisch is niet voor 100 procent uit dezelfde bestanddelen bestaat, een zogenoemde biosimilar. Zo maakte Synthon in maart bekend dat haar eigen variant van borstkankermedicijn trastuzumab door de eerste klinische testfase is gekomen. Mareel: “Het doet hetzelfde als een geneesmiddel van Genentech, maar is niet generiek aan dat medicijn. Wij kunnen hierdoor een nieuw product van gelijkwaardige kwaliteit tegen een voor de patiënt betere prijs verkopen.”

Tumordodende mechanismen

Daar blijft het niet bij als het aan Mareel ligt, want Synthon werkt ook al aan de overtreffende stap: het helemaal zelf ontwikkelen van nieuwe biofarmaceutische geneesmiddelen. Daarvoor richtte het niet alleen een aparte bedrijfstak op, maar kocht het ook biotechbedrijf Syntarga, goed voor kennis en technologie op het gebied van tumordodende mechanismen. Ook Organons overname was indirect goed voor Synthon, aldus Mareel. “Dat was een spijtige zaak, niet goed voor Nederland, maar wij hebben daardoor veel hooggekwalificeerde mensen kunnen aannemen.”

Synthon investeert daarnaast ook flink in nieuwe faciliteiten. Zo ging in mei 2011 een nieuw laboratorium open, waar 130 onderzoekers aan de slag gingen, en maakte Synthon eerder dit jaar bekend nóg een fabriek te willen bouwen. “Hiermee zetten we de stap naar de productie van nieuwe biofarmaceutische medicijnen”, zegt Mareel. “Ter illustratie: voor een generiek medicijn heb je een investering van 2 tot 4 miljoen euro nodig, voor een gelijkwaardige versie van een biologisch medicijn kom je op 80 miljoen euro en voor een totaal nieuw medicijn heb je nog veel meer geld nodig.” Hoeveel? Onderzoekers houden het op een bedrag van gemiddeld 800 tot 1.000 miljoen euro, bij een ontwikkelduur van 12 jaar. In tegenstelling tot de kleinere biobeloftes kan Synthon dit geld zelf ophoesten, aldus Mareel: “Wij hebben een solide basis waarmee we cashflow genereren. De winst kunnen we gebruiken om onze innovatieve projecten te financieren.”


Rein Strijker (ceo DNage) en Hans Schikan (ceo Prosensa): "Het vergt een lange adem, maar elke week boeken we weer wat vooruitgang."


Onzekere belofte

Toch is de tak van het Nijmeegse bedrijf dat zich richt op nieuwe biologische en chemische entiteiten op dit moment net zo’n onzekere belofte als de projecten van de kleinere biotechbedrijven. Ook Synthons nieuwe geneesmiddelen moeten het volledige klinische onderzoekstraject doorlopen en zullen dus minstens 10 jaar op zich laten wachten. Dat lange traject zorgt ervoor dat de meeste medische biotechbedrijven graag wat slagen om de arm houden over hun success rate. Zo zegt Schikan over de kansen van Prosensa: “Veel kleine bedrijven zullen sneuvelen, slechts een paar zullen de nieuwe Organon worden. Ik zeg niet dat wij dat zullen zijn, want er is nog een lange weg te gaan. Alles loopt op rolletjes, maar pas als ons eerste product op grote schaal op de markt komt, zijn we er echt.”

Met andere woorden: nog even geduld, aub. Dat is een uitspraak die Rein Strijker niet meer hoeft te gebruiken. Hij heeft sinds dit jaar wél een product op de markt. Na het Pharming-drama besloot hij zijn koers te verleggen naar de industrie van voedingssupplementen. Daarbij is de onderliggende DNA-technologie hetzelfde – nog steeds richt Strijker zich op het afremmen van veroudering, maar een voedingssupplement heeft geen jarenlang traject van goedkeuring en testen nodig.

Eerste doosje

Daardoor is er minder risico en een snellere terugverdientijd. “Ik heb alle elementen uit DNage die te maken hadden met de ontwikkeling van dit soort supplementen in een nieuw bedrijf ondergebracht, dat nog steeds DNage heet”, vertelt Strijker. In het eerste kwartaal van 2012 draaide hij met dat bedrijf zijn eerste omzet. “Dat eerste doosje versturen, dat was wel een feestje. Ik heb 20 jaar in de life sciences gewerkt en ben al die tijd alleen maar bezig geweest met de ontwikkeling van medicijnen. Dan is het wel een mooi moment als je opeens een echt product aan iemand kunt verkopen.”

Waar biotech begint en ophoudt, is moeilijk te zeggen. Het gaat om geneesmiddelen, maar ook om meer dan dat en soms ook om minder dan dat. Sommigen vinden de term achterhaald en spreken liever over de sector Life Sciences and Health, naar een koepelorganisatie, die overigens ook weer net is opgeheven. Inmiddels heet de topsector van het rijk weer gewoon Life Sciences, en die gaat over de volle breedte van farma, biotech en materialen tot diagnostiek, medische technologie en ‘telemedicine’. Dit vakgebied heet ‘rood’, ter onderscheiding van topsectoren agro-food en tuinbouw (beide ‘groen’) en chemie (‘wit’).

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Lees ook de volledige interviews op ons innovatieplatform SYNC: 

Hans Schikan (Prosensa)
Rein Strijker (DNage)
Willem van Weperen (to-BBB)
Marcel Zwaal en Ada Kruisbeek (DCPrime)
Rudy Mareel (Synthon)

Lees ook:

Peter Wennink neemt afscheid van ASML: ‘Ik zie in hem wel de nieuwe premier’

Hij geldt als de meest invloedrijke captain of industry van Nederland. Peter Wennink, de ceo van ASML, neemt vandaag afscheid van het bedrijf. Een profiel van de man die ooit stotterde, maar nu even makkelijk een gesprek aanknoopt met de receptioniste als met de president van Zuid-Korea.

peter wennink asml ceo afscheid
Onder leiding van Peter Wennink groeide ASML uit tot het grootste bedrijf van Nederland.

Een beetje kletsen. En dat de hele dag door. Toen de dochter van Peter Wennink ruim tien jaar geleden vroeg wat haar vader nu eigenlijk deed, was dit het antwoord dat ze kreeg. Haar reactie was er eentje om in te lijsten: ‘En daar krijg je zoveel geld voor?’

Natuurlijk was het antwoord van Wennink een simplistische weergave van de werkelijkheid. Maar mensen die dagelijks bij ASML op de werkvloer te vinden zijn, zullen hier toch een kern van waarheid in ontdekken.

Ontbijten in de bedrijfskantine

Hun aanvoerder geldt namelijk als een bruggenbouwer, iemand die graag over de verschillende afdelingen loopt en daar met willekeurige mensen een gesprek aanknoopt. Hij heeft lak aan rangen en standen. Als bestuurder wil hij vooral benaderbaar zijn.

Toegegeven, dat roepen wel meer ceo’s. Om zich vervolgens het grootste deel van de dag in hun eigen bunker te verschuilen, ver weg van de werkvloer. Maar Wennink voegt de daad bij het woord. Concreet voorbeeld? De topman ontbijt elke ochtend om half acht in de bedrijfskantine, tussen het personeel in. Croissantje op het bord, kopje koffie erbij en druk in gesprek met iemand die toevallig tegenover hem zit.

Het is zijn manier om de stemming te pijlen en de boel bij elkaar te houden. Wennink hekelt eilandjes. Dat mensen niet meer weten wat de ander aan het doen is, beschouwt hij als één van de grootste bedreigingen voor een organisatie waar het gaspedaal voortdurend wordt ingetrapt.

Lees ook: Waarom ze bij ASML innoveren met mensen met autisme en ADHD

Grootste beursbedrijf van Nederland

Want dat doen ze bij ASML. Onder leiding van Wennink groeide de marktwaarde van het bedrijf naar ruim 300 miljard euro. De afgelopen tien jaar werd het aandeel ruim veertien keer zoveel waard. Dat ziet Wennink overigens ook terug in zijn eigen portemonnee. Een deel van zijn salaris is namelijk in de vorm van aandelen.

Was de omzet tien jaar geleden nog 5,2 miljard euro, inmiddels is dat gestegen naar iets meer dan 27 miljard euro in 2023. Wie Wennink langs deze financiële meetlat beoordeelt, kan niet anders concluderen dat hij een uitstekende prestatie op de mat heeft gelegd.

Of beter gezegd: zij. Want een profiel over Wennink is eigenlijk niet compleet zonder de rol van Martin van den Brink te benoemen. Ook hij neemt op 24 april afscheid tijdens de aandeelhoudersvergadering. Van den Brink was er al bij toen ASML in 1984 werd opgericht en geldt al heel lang als het technische brein van de organisatie. Wennink is weliswaar het uithangbord, maar in werkelijkheid runnen ze de tent samen.

asml martin van den brink peter wennink
Cto Martin van den Brink (l) en ceo Peter Wennink nemen op 24 april afscheid van ASML. Foto’s: ASML

Een katholieke opvoeding

Peter Wennink groeide op in Huizen, een oud-vissersdorp aan het Markermeer, niet ver van Hilversum. Zijn vader was technisch tekenaar bij Philips. Saillant detail: uit dat bedrijf zou later ASML als spin-off ontstaan. Wenninks moeder zorgde voor het gezin, dat bestond uit zes kinderen.

Het geloof speelde een prominente rol thuis. Maar dat is inmiddels niet meer het geval, zo vertelde Wennink vorig jaar nog in een podcast tegen Roelof Hemmen. Wat hij wél uit zijn jeugd meenam? De waarden en normen die er met de paplepel werden ingegoten.

‘Dat gaat vooral over verantwoordelijkheid. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor wat er om je heen gebeurt. Het is zaliger te geven dan te ontvangen’, zo zei de ASML-topman tegen Hemmen.

‘t Gooi heeft Wennink inmiddels ingeruild voor Brabant. Hij is getrouwd, heeft twee kinderen en woont al lange tijd in Oerle, een dorpje aan de westkant van Veldhoven.

De stotterende accountant

Communiceren gaat Wennink makkelijk af. Bij de presentatie van nieuwe kwartaalcijfers is hij de man die feilloos de pers te woord staat. De volgende dag is hij alweer bij klanten over de vloer in Taiwan, waarna hij diezelfde avond nog uitgebreid dineert met de president van Zuid-Korea.

‘Weinig mensen komen op zoveel plekken als hij’, vertelt Rianne Letschert. Zij is bestuursvoorzitter van Maastricht University en sinds september 2022 aanvoerder van het Nationaal Groeifonds. Wennink staat haar bij als vicevoorzitter, een rol die hij volgens haar uiterst serieus neemt.

‘Ik had hem gistermiddag nog even aan de lijn. Meestal begin ik het gesprek met de vraag waar hij deze keer nou weer beland is. Wat daarbij opvalt, is dat hij bijna altijd meteen opneemt of snel reageert. Of hij nu in de Verenigde Staten of Zuidoost-Azië is. Gesprekken met hem zijn in ieder geval altijd boeiend.’

Dat is best opmerkelijk te noemen, als je bedenkt dat Wennink lang heeft gestotterd. Tegenover het FD zei hij daarover twee jaar geleden nog: ‘Ik weet nog heel goed dat een mede-partner bij Deloitte zich hardop afvroeg of ze iemand die stottert wel partner konden maken. Terwijl ik naast hem stond. Toen ik later cfo werd bij ASML, vonden ze dat natuurlijk geweldig bij Deloitte. Maar ik wist dat nog wel.’

peter wennink ceo asml
Peter Wennink. Foto: ASML

Speelbal in handelsoorlog

Toen Wennink in 1999 bij ASML aan de slag ging, had het gros van Nederland nog nooit van dit bedrijf uit Veldhoven gehoord. Hoe anders is dat vandaag de dag. De voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, noemde de chipmachinebouwer tijdens een werkbezoek zelfs één van de belangrijkste bedrijven in de wereld.

In de mondiale markt voor halfgeleiders spelen de Veldhovenaren een cruciale rol. Negen van de tien nieuwe chipmachines komen hier vandaan. Ze worden gebruikt om de meest geavanceerde chips te produceren die wij nodig hebben voor onze smartphones, elektrische auto’s en laptops.

Deze prominente positie zorgt inmiddels voor spanningen op het wereldtoneel. De Amerikaanse overheid legde zelfs exportrestricties op voor China, nota bene de markt waar voor ASML de meeste groei te vinden is. Zo is Peter Wennink, de tweede zoon uit een naoorlogs gezin waar nooit ruimte was voor al te veel luxe, het middelpunt geworden van een handelsoorlog op het allerhoogste niveau.

Lees ook: ASML: van spin-off van Philips naar speelbal in chipoorlog met China

Zo laveert hij continu tussen grote belangen. Die van aandeelhouders, klanten, leveranciers en – in dit geval – twee grootmachten. Het is een ingewikkeld schaakspel, maar Wennink voelt zich daarbij als een vis in het water.

Zorgen over de toekomst

Het bewaren van de harmonie vindt hij belangrijk. Toch weerhoudt hem dat niet om zo af en toe flink uit te halen. In september waarschuwde hij nog dat Europa achterop dreigt te raken in de wereld. ‘We hebben veel losse oplossingen, maar die zijn niet met elkaar verbonden. De overheid moet een langetermijnvisie geven. Die is er niet, het ontbreekt aan focus.’

Letschert ziet een man met zorgen over de toekomst van Nederland. ‘Hij snapt niet dat politici standpunten innemen die niet goed zijn voor de economie en onze maatschappij. Daar kan hij heel fel in zijn.’ Als voorbeelden noemt ze het strengere beleid voor buitenlandse studenten en kenniswerkers.

Peter Wennink: nieuwe premier van Nederland?

Op 24 april is de jaarvergadering bij ASML. Dan zal Christophe Fouqet worden voorgedragen als nieuwe topman van het bedrijf. Diezelfde dag nog leggen Wennink en zijn co-president Van den Brink hun taken neer.

Lees ook: Nieuwe ASML-ceo Christophe Fouquet krijgt een riante erfenis mee, maar ook een paar hoofdpijndossiers

En dan, tijd voor een welverdiend pensioen zou je denken. Rianne Letschert denkt niet dat het daar al van komen gaat. ‘Peter is enorm bevlogen. Hij is nog veel te scherp en fit om achter de geraniums te gaan zitten. Die gaat geheid snel een andere functie bekleden.’

Die van bewindsman wellicht? Letschert vindt het geen slecht idee. ‘Hij is de ideale minister van Economische Zaken, iemand die zich bekommert om het toekomstig verdienvermogen van Nederland en belangrijke integrale vraagstukken als talentontwikkeling, digitalisering en de arbeidsmarkt. Er zijn bovendien weinig mensen met zo’n wereldse blik als hij. Weet je, eigenlijk zou ik in hem zelfs de nieuwe premier zien.’

Minister-president Peter Wennink. Wie kan het de onderhandelaars in Den Haag influisteren?

De burgemeester van Veldhoven over Peter Wennink

marcel delhez burgemeester veldhoven
Marcel Delhez. Foto: Brigit Strijbos

Als burgemeester van Veldhoven heeft Marcel Delhez met enige regelmaat contact met Peter Wennink. ‘Niet om vergunningsaanvragen erdoorheen te krijgen hoor, dat loopt gewoon via de reguliere afdeling. Maar we praten natuurlijk wel over de toekomst van ASML en de impact daarvan op onze gemeente’, aldus Delhez.

Daarmee doelt hij onder meer op woningbouw, openbaar vervoer en het vastlopende wegennet rondom Veldhoven. Delhez heeft met Wennink een bestuurder die zeer betrokken is bij zijn omgeving. Ook als het niet om niet-ASML gerelateerde kwesties gaat trouwens. ‘Zo heeft hij me ooit gebeld over een noodgebouwtje voor de basisschool in Oerle. Ook met dit soort dingen is hij in zijn hoofd dan bezig dus.’

Delhez typeert hem als iemand die nooit een rookgordijn optrekt. What you see is what you get. ‘Peter is doorgaans zeer uitgesproken en tegelijkertijd heel no-nonsense. Als we elkaar rond lunchtijd treffen in de toren van ASML, dan staat er geen uitgebreid buffet op tafel. Gewoon was broodjes met ham en kaas, dat vindt hij voldoende.’

.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

.

Lees ook: Hoe deze drie blinde vlekken ASML pijn hebben gedaan