Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Business & Strategy – Alexander Rinnooy

Na het ‘nee' van vier jaar geleden, is de euroscepsis in Nederland nog steeds groot. Ten onrechte, aldus Alexander Rinnooy Kan. "Je moet er niet aan denken welke klappen we gehad zouden hebben als we de euro niet hadden gehad."

 

Hij is al twee jaar achter elkaar uitgeroepen tot de machtigste man van Nederland, Alexander Rinnooy Kan. Oud-werkgeversvoorzitter, oud-ING-bestuurder. Maar nu vooral voorzitter van de SER, het polderinstituut bij uitstek. Fervent Europeaan ook.

Vier jaar na het Nederlandse ‘nee' tegen de Europese grondwet, blijft hij ronduit enthousiast over de eenwording. "Je moet er toch niet aan denken dat Made in Holland, Made in Belgium en Made in France weer doorslaggevend zouden worden."

Een dezer dagen verschijnt van ‘zijn' Sociaal-Economische Raad een advies over de voortzetting van het zogeheten Lissabonakkoord, de economische agenda om de EU tot de meest competitieve en dynamische economie van de wereld te maken. Dat akkoord, in 2000 in de Portugese hoofdstad gesloten, is nu aan revisie toe. Rinnooy Kan verwerpt de kritiek dat die agenda te ambitieus was. "Ik heb goed nieuws voor u, want dat valt reuze mee. Veel van de doelstellingen zijn gehaald, in het bijzonder in Nederland."

Rinnooy Kan vindt wat de 27 lidstaten hebben volbracht in de afgelopen halve eeuw dan ook een "prestatie van wereldformaat". "Wij hebben niet de achtergrond en voorgeschiedenis van de Verenigde Staten. Maar in Europa komt nu toch iets tot stand dat misschien onvergelijkbaar is, maar wel, in zekere zin, even ambitieus. En in economisch opzicht tenminste even krachtig."

We praten inmiddels immers over een thuismarkt van 500 miljoen consumenten, wil hij maar zeggen, een gouden kans voor het Europese bedrijfsleven. "Ik ben in Nederland lid van het innovatieplatform. Daar wordt vaak gezegd dat de Amerikanen maar boffen met een thuismarkt van 300 miljoen klanten. Dan zeg ik: kijk even om je heen. Als wij deze markt afronden – en dat hebben we voor heel veel producten al gedaan – dan hebben wij een thuismarkt die anderhalf keer zo groot is."

Federatie

Rinnooy Kan verbaast zich over het in Nederland toegenomen wantrouwen tegenover ‘Brussel'. "Vroegere discussies over Europa waren vooral hamerstukken, herinner ik me. Wij vonden zonder enige discussie steun voor de gedachte: hoe meer integratie, hoe beter."

Maar die tijden zijn voorbij. De protectionistische reflexen, het gevoel dat Europa geen zegen is, maar een vloek, voor de SER-voorzitter is het een schrikbeeld. "De statistiek is bekend: 1 procent extra wereldhandel is voor Nederland een derde procent economische groei, naar de plus of naar de min. We zijn nu 10 procent wereldhandel kwijt, dus 3 procent economische groei. Als die wereldhandel terugkomt – en je weet nu al dat dat gebeurt – en als het protectionisme kansloos blijft, dan hebben we die groei ook weer terug. Geen enkel ander land heeft die zekerheid."

Strategie

Volgens Rinnooy Kan realiseren we ons te weinig dat de huidige economische crisis weliswaar erg is, maar dat het nog "onvoorstelbaar veel erger" was geweest als ieder Europees land zijn eigen munt nog gehad had. "Je moet er niet aan denken wat voor enorme klappen omhoog en omlaag we dan op de valutamarkten te verwerken hadden gekregen. Laten we werkelijk Onze-Lieve-Heer op onze blote knieën danken dat we in ieder geval nog de euro voor elkaar hebben gekregen voordat deze crisis bij ons belandde."

Het beeld dat steeds meer door Brussel bepaald wordt is "pertinent onjuist", vervolgt hij, en zelfs "gevaarlijke onzin". "Europa zet de randvoorwaarden neer, maar binnen die randvoorwaarden hebben wij ongelooflijk veel vrijheid." De kracht zit volgens hem in de verschillende manieren waarop die vrijheid wordt ingevuld. Rinnooy Kan noemt dat zelfs ‘het mirakel van Europa'. "We kunnen ons Europeaan voelen, en dat is voor velen toch nog een wat abstracte associatie, maar uiteindelijk verhoudt zich dat heel goed met je Hollander, Fries of zelfs Hagenaar voelen."

Waarmee we al snel op de eventuele toetreding van Turkije komen. Een discussie die laat zien dat noch de geografische noch de emotionele buitengrens van Europa eenduidig en scherp te trekken is. Rinnooy Kan zegt de twijfel over Turkije te begrijpen. "Het is niet voor niks zo'n lastige en beladen discussie. De economische logica is evident, de emotionele aarzeling is begrijpelijk."

Hoe hij zelf denkt over eventuele toetreding van Turkije, laat hij liever in het midden. "Het ligt niet op de weg van de SER om te beoordelen of Turkije wel of niet voldoet aan de politieke voorwaarden. Maar het is verstandig dat de toetreding geagendeerd is en het is ook verstandig er de tijd voor te nemen. Het is een grote beslissing."

Argwaan

Dat zouden we vaker moeten doen, vindt Rinnooy Kan, Europese onderwerpen goed agenderen. Dat gebeurt nu te weinig. "Een deel van de argwaan jegens ‘Brussel' lijkt argwaan tegen de politieke systematiek te zijn. Het gevoel dat wat je ook doet of niet doet, of wilt en niet wilt, dat ze in Brussel toch doen waar ze zelf zin in hebben."

Dat gevoel ziet hij ook als belangrijkste verklaring voor het Nederlandse ‘nee' van vier jaar geleden. "Dat beeld is niet juist, het is zelfs in meerdere opzichten misleidend. Maar het zette wel de toon voor een chagrijnige stemming, waarbij er op enig moment een massale behoefte ontstond om een daad van ontevredenheid te demonstreren. Dat is het ‘nee' geworden, het roemruchte, het gevreesde, het nog steeds niet volstrekt begrepen, maar toch beruchte en nadenderende ‘nee' van Nederland."

Is het de bestuurlijke elite te verwijten dat ze er niet in geslaagd zijn om het Nederlandse volk uit te leggen wat de voordelen van de Europese grondwet waren?

"We – of ik – hebben wel ons best gedaan, maar het was verre van voldoende. Het is niet zo dat de elite, de maatschappelijke organisaties en de instituties zich afzijdig hebben gehouden. Integendeel, ze hebben eigenlijk allemaal zonder enig voorbehoud een ja-advies uitgebracht. Mijn indruk is wel eens dat juist dat het gevoel heeft versterkt in plaats van verzwakt. Er moest iets van ontevredenheid verwoord worden en dit was een mooi moment om dat te doen. Het werd hierdoor wel in één klap zonneklaar dat er iets niet goed ging in Nederland."

Ambitieus

Door de verregaande Europese eenwording is het volgens de SER-topman voor Nederland wel "essentieel" om zich te blijven onderscheiden. "Als de concurrentie tussen de lidstaten bijna compleet is, moet je bedenken hoe je anders wilt zijn dan anderen." Volgens zijn analyse hebben we de instrumenten daarvoor nog steeds in eigen hand. "We hebben geen enkel excuus om de beleidsruimte niet goed te gebruiken en het is dubbel nodig omdat we dat doen in een wereld waarin elk foutje wordt afgestraft."

Maar waarin onderscheiden wij ons op dit moment dan in positieve zin? Het Europese beest in Rinnooy Kan wordt nu pas echt wakker. Gloedvol: "Wij hebben misschien wel de meest open economie van Europa. Wij hebben als geen ander de boodschap verstaan dat een land met een ligging als de onze en met een haven als Rotterdam op de eerste plaats moet proberen te verdienen aan zijn oude handelsfunctie."

Dat mag dan een historische sterkte zijn, je raakt hem wel kwijt als je hem niet onderhoudt, aldus Rinnooy Kan. Er zijn er altijd die het graag van je overnemen of kopiëren, dus het is een voortdurend gevecht. "En dat wordt in Europa gevoerd zoals het gevoerd moet worden, namelijk met open grenzen en gelijke kansen."

Maar om dat gevecht te blijven winnen, moet Nederland wel blijven innoveren. En dan kom je bijvoorbeeld te spreken over investeringen in onderwijs. De SER-voorzitter noemt de kwaliteit van de afgestudeerden "zorgelijk" en de schooluitval in Nederland zelfs "schrikbarend". Onderwijs zou volgens hem juist een topprioriteit moeten worden. "Het volledig profiteren van wat die Europese kenniseconomie ons kan bieden, de ruimte die je ook moet bieden om kenniscapaciteit te concentreren op plekken waar dat zinnig is en dus ook te durven schuiven in waar kennis tot stand komt", Rinnooy Kan vindt het niet minder dan "onze grootste opgave voor de komende tien jaar".

Prioriteiten

Ondertussen is Nederland echter nog steeds niet in staat gebleken te voldoen aan de doelstellingen op het gebied van research & development: 1 procent van het BNP door de overheid, 2 procent door de private sector. "Het is puur een kwestie van financiële prioriteiten, niets meer en niets minder", aldus een licht geërgerde Rinnooy Kan. "Vanuit het innovatieplatform hebben wij al in 2006 de ambitie neergelegd om binnen een aantal jaren aan de top te staan qua kennisgerelateerde uitgaven. Daarnaast slaagt Nederland er ook maar moeilijk in buitenlandse ondernemingen over te halen hier hun r&d-activiteiten te vestigen. Ik wou dat ik wist waarom, maar ik begrijp zelf ook niet hoe dat komt. We hebben volgens mij behoorlijk wat te bieden. Maar ook daar valt dus nog veel te winnen."

De stroeve arbeidsmarkt is daarbij volgens hem het probleem niet echt meer. "Ik zou de indruk willen bestrijden dat flexicurity – een flexibele economie gecombineerd met een goede sociale zekerheid – in Nederland geen voet aan de grond heeft gekregen. Zowel werknemers als werkgevers dragen dat principe. We zijn nu bij twee onderwerpen aanbeland, de aow-leeftijd en het ontslagrecht, waarvan het uitwerken lastig is, dat zal ik niet ontkennen. Maar er zijn de afgelopen jaren al wel behoorlijke stappen gezet."

Vooruitkijkend blijft de machtigste man van Nederland dan ook positief. Vooral over de kracht van Europa. "Ik hoop dat we over tien jaar onze verworvenheden hebben weten vast te houden. Daarnaast verwacht ik dat de euro een breder bereik heeft dan nu en dat de Europese Unie meer lidstaten telt. En dat we ons als politieke eenheid steviger gepositioneerd hebben in de wereld."

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Goed op weg naar Lissabon

Toen in 2000 de Europese lidstaten in Lissabon met elkaar afspraken te gaan werken aan de meest competitieve en dynamische economie ter wereld, was de scepsis groot. Inmiddels blijkt Nederland echter goed op weg om de doelen te realiseren. In maart kreeg ons land nog maar één officiële aanbeveling van de Europese Unie, gericht op het vergroten van het arbeidsaanbod, toch al een belangrijke prioriteit van het kabinet. Naast die formele aanbeveling werd ook aandacht gevraagd voor de achterblijvende investeringen in research & development. Niettemin scoort Nederland al een aardig rapportcijfer. In de zogeheten Lisbon Scorecard van het Centre for European Reform, een onafhankelijke denktank in Londen, steeg Nederland afgelopen jaar van een vierde naar een derde plaats, omdat we een hoge productiviteit weten te combineren met een hoge participatiegraad. In de European Reform Barometer, een onderzoek onder nationale werkgeversorganisaties van Business Europe, krijgt Nederland dit jaar zelfs de eerste plaats toebedeeld.