Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

‘Fieldlabs dragen bij aan concurrerende maakindustrie’

Digitalisering levert de Nederlandse (maak)industrie veel op, zo maken de fieldlabs van het Smart Industry-consortium duidelijk.

In de grote fabriekshal staan tientallen productie-eenheden gedecideerd hun werk te doen; stalen buizen en platen worden snel en volautomatisch op maat gesneden en verbogen tot allerhande metaalproducten. De installaties worden gevoed vanuit het centraal onderliggende softwaresysteem, dat op zíjn beurt weer 24/7 wordt gevoed door de klant. Die kan zijn 3D-tekeningen via een webportal uploaden, waarna de producten binnen een tijdsbestek van slechts enkele dagen kant-en-klaar worden opgeleverd. Van het plaatsen van de order tot het moment dat het staalproduct van de band rolt: het hele productieproces is volstrekt manloos. Het enige dat de klant vervolgens nog hoeft te doen: de door hem bestelde producten ophalen en de factuur betalen.

Inspirerende 'fieldlabs'

Welkom in de smart bending factory: een ultramoderne, grotendeels geautomatiseerde fabriek voor metaalbewerking in Varsseveld in de Achterhoek. De smart bending factory (waarbinnen meerdere staalbedrijven, onderwijsinstellingen en andere organisaties uit Oost-Nederland participeren) vormt een van de tien zogenoemde Smart Industry-fieldlabs: inspirerende proeftuinen die meer licht moeten werpen op de vraag wat digitalisering kan betekenen voor de Nederlandse (maak)industrie. De fieldlabs zijn een initiatief van het Smart Industry-consortium, waarbinnen organisaties als TNO, FME, het ministerie van Economische Zaken, VNO-NCW en de Kamer van Koophandel verkennen hoe de ‘vierde industriële revolutie’ in Nederland zijn beslag kan krijgen.

Innovatie versnellen

Volgens Egbert-Jan Sol, namens TNO directeur van het programmabureau Smart Industry, groeit ook in Nederland het besef dat dit soort digitalisering van bedrijfsprocessen noodzakelijk is. Tegelijkertijd is het hele landschap in de maakindustrie aan het veranderen, schetst Sol. ‘Grote OEM’ers richten zich in toenemende mate op sales en besteden de hele maakfunctie uit aan toeleveranciers. Met de sterk toenemende automatisering in het achterhoofd, betekent dit dat toeleveranciers flink zullen moeten investeren in nieuwe digitale technieken. Gezien de grote bedragen die daarmee doorgaans gepaard gaan, is er weinig speelruimte om fouten te maken of te experimenteren. Om daar iets aan te doen, zijn nu de eerste tien fieldlabs ingesteld. Het doel: bedrijven en partnerorganisaties ervaring laten opdoen in een laagdrempelige proefomgeving en zo innovatie versnellen. Alleen zo kunnen we de concurrentieslag met andere continenten winnen.’

Toeleveranciers zullen flink moeten investeren in nieuwe digitale technieken

Regionale kracht

De tien fieldlabs bevinden zich verspreid over het land en kennen een regionale insteek. Een bewuste keuze, benadrukt Sol. ‘De deelnemende partners – kennisinstellingen als TNO, onderwijsinstellingen en het regionale bedrijfsleven – vormen idealiter een regionaal ecosysteem. Daarbij is er bijvoorbeeld ook veel aandacht voor sociale innovatie en voor opleidingsmogelijkheden van vooral ouder fabriekspersoneel. Nieuwe technologie vraagt immers ook weer om nieuwe vaardigheden. Niet voor niets zijn bijvoorbeeld ook de HBO-lectoren en de ROC’s nauw betrokken bij de fieldlabs.’

Robotisering?

Daarmee zijn we op een voor veel werknemers heikel punt aanbeland: zijn mensenhanden eigenlijk nog wel nodig als hele productieprocessen steeds vaker geautomatiseerd verlopen? Absoluut, denkt Sol. ‘De voordelen van Smart Industry zijn enorm: kortere doorlooptijden, meer efficiency, geen voorraden meer, productie van enkelstuks tegen de prijs van massaproducten. Dat levert een enorm concurrentievoordeel op ten opzichte van een land als China. Je ziet nú al dat bedrijven delen van hun productie terughalen vanuit lagelonenlanden, simpelweg omdat het weer mogelijk wordt om ook vanuit Nederland tegen concurrerende tarieven te produceren.’

Bedrijven gaan delen van hun productie terughalen vanuit lagelonenlanden

Kleine, flexibele productie

Er zal volgens Sol in de toekomst dus vooral méér, maar wel ander werk zijn. ‘De komende jaren gaan we steeds meer toe naar relatief kleine, flexibele productielocaties, dichtbij de eindklant. Goed technisch personeel blijft daarbij onontbeerlijk; werknemers zullen steeds meer de rol van supervisor en kwaliteitsbewaker krijgen. Des te meer reden dus om te investeren in opleiding en training; zonder inzicht in al die geautomatiseerde processen redden werknemers het niet in de fabriek van de toekomst.’

We gaan steeds meer toe naar relatief kleine, flexibele productielocaties

'Internet of things'

Niet alleen in Varsseveld wordt er volop geëxperimenteerd; ook in Noord-Nederland vindt een voor de (maak)industrie interessante proef plaats. Daar werkt een bedrijf als Philips, samen met andere partijen, aan het volledig uitbannen van productiefouten. Onder de noemer ‘zero defect’ wordt elke productiestap gecontroleerd, schetst Sol. ‘Het internet of things, waarbij apparaten en systemen onderling en met de backoffice verbonden zijn, biedt allerlei kansen om realtime en op afstand je productie te monitoren. Een grote stap voorwaarts ten opzichte van handmatige, steekproefsgewijze controle. En ook hier geldt: dankzij dit soort innovaties worden Nederlandse productielocaties in potentie weer competitief ten opzichte van hun ‘goedkopere’ concurrenten in het buitenland.’ Een ander fieldlab richt zich op de kunst van 3D-printing met meerlaagse materialen. ‘Die baanbrekende technologie kan veel concurrentievoordeel opleveren voor bijvoorbeeld de hightech en de maritieme industrie.’

Monitor realtime en op afstand je productie met de 'Internet of things'

Europese subsidies

Volop kansen dus, concludeert Sol. ‘Tegelijkertijd luidt het devies ‘eat or be eaten’: we móeten wel mee in deze ontwikkelingen, willen we onze mondiale concurrentiepositie veilig stellen. Europa liep tot voor kort behoorlijk achter als het gaat om het financieel stimuleren van smart industry-initiatieven en -onderzoek; lange tijd waren Europese subsidies alleen beschikbaar voor zogenoemd ‘precompetitief onderzoek’ in een lab-omgeving. Dat type onderzoek kan uiteraard erg nuttig zijn als het gaat om het ontwikkelen van kennis, maar het succesvol toepassen en vermarkten daarvan is toch écht een ander verhaal. De fieldlabs spelen daarin zoals gezegd een cruciale rol.’

Tweede ronde

Nederland is vooralsnog het enige EU-land dat zelf geen innovatiesubsidies verstrekt; alle middelen voor smart industry moeten op Europees en regionaal niveau, via onderwijsfondsen of via kleine speciale regelingen worden geregeld, schetst Sol. ‘De financiering voor een tweede ronde van wederom tien fieldlabs is inmiddels iets beter geregeld dankzij het Toekomstfonds. Die fieldlabs gaan zich onder meer richten op het gebruik van composieten, op flexibele assemblage, en op de inzet van lasrobots. Daarmee zetten we, net als met de eerste tien fieldlabs, opnieuw een flinke stap richting een innovatieve en mondiaal concurrerende maakindustrie.’

Wekelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

 

Dit artikel is onderdeel van het dossier Made in NL. Bij MT vinden we dat Nederland trotser mag zijn op zijn maakbedrijven. Met Made in NL wil MT de kennisdeling binnen én over de sector bevorderen en maakbedrijven een podium bieden. Opdat we terecht trots zijn op de hidden champions van de maakindustrie. In deze missie wordt MT vergezeld door de volgende partners: Centraal Beheer Achmea, MBCF, NIBC, Salesforce en TNO.

Meer Smart Industry op MT.nl?