Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

De warme bitches van KPN

De maatregelen die verzonnen worden om af te rekenen met het glazen plafond worden steeds drastischer. KPN neemt voor nieuwe topfuncties alleen nog vrouwen aan.

 

En mijn eigen werkgever, de Radboud Universiteit, besloot dat het ‘conservatief' wil omgaan met ­verzoeken om nieuwe hoogleraren aan te stellen, behalve als het vrouwen betreft. Recent hebben mijn collega's en ik een ­bescheiden duit in het zakje gedaan. In mijn groep hebben we onlangs een nieuwe ­universitair docent ­aangesteld, nadat we alleen vrouwen ­hadden uitgenodigd om te ­solliciteren. Dat laatste vervult me met enige trots.

Er is de laatste 20 jaar best wat gedaan om het glazen plafond weg te krijgen, maar geen van de maatregelen leek een groot ­effect te hebben. Het gaat hoogstens ietsje beter. Natuurlijk is het goed om de kinderopvang beter te ­regelen, maar het leidt er hooguit toe dat meer vrouwen hun hoofd gaan stoten aan het glazen plafond – niet dat het plafond verdwijnt. Het zou best eens kunnen dat harde maatregelen, zoals die van KPN, de enige manier zijn om echt iets aan het probleem te doen.

Er bestaan veel misverstanden over het glazen plafond, en er zijn zelfs mensen die denken dat het glazen plafond helemaal niet bestaat. ­Onlangs verscheen bijvoorbeeld het boek De mythe van het glazen plafond. Het is een wat merkwaardig betoog van auteur Marike ­Stellinga, die beweert dat vrouwen het in ­Nederland goed hebben, en dat ze over het ­algemeen heel tevreden zijn. Ook zegt ze dat mannen hier ­helemaal niet zo slecht zijn. Ik wil dat allemaal best geloven, maar de schrijfster concludeert, simpelweg omdat vrouwen zo ­tevreden zijn, dat het glazen plafond niet ­bestaat. En dat is ­natuurlijk flauwekul.

Op onze universiteiten studeren bijvoorbeeld meer vrouwen dan mannen. Ook blijken de vrouwelijke studenten het veel beter te doen dan hun mannelijke collega's (de lage rendementscijfers op universiteiten worden bijna ­geheel veroorzaakt door lanterfantende ­jongens). Toch is het nog steeds zo dat vrouwen na hun studie heel weinig topfuncties weten te bezetten. In de wetenschappelijke hiërarchie kun je vier rangen onderscheiden. Van de AIO's, de laagsten in de pikorde, is inmiddels meer dan 40 procent vrouw, bij de UD's is dat 30 procent, bij de UHD's 17 procent, en bij de hoog­leraren, de hoogsten in rang, is het aantal vrouwen een schaamrood-op-de-kaken-brengende 11 procent. Zelfs Pakistan doet het daarin ­beter, hoorde ik laatst iemand beweren.

Waar komt het nu door? Het feit dat mannen de dienst uitmaken zorgt ervoor dat er op typisch mannelijke ­eigenschappen gelet wordt bij het invullen van hoge functies. Voor vrouwelijke kandidaten leidt dit tot een lullig probleem. Mensen beoordelen ­elkaar op twee verschillende dimensies, warmte en competentie. En deze dimensies correleren enigszins. Simpel gezegd, een warm iemand vinden we minder competent (het lieve omaatje), een competent iemand minder warm (de taakgerichte, wat egocentrische leider).

Bij hoge functies willen we een competent iemand – en een competente en niet al te warme man vinden we al snel geschikt. Maar wat doen we bij vrouwelijke kandidaten? Als ze – zoals we op basis van het stereotype van vrouwen verwachten – warm zijn, vinden we ze niet competent en willen we ze niet voor een hoge functie. Zijn ze echter duidelijk competent en niet heel warm, dat valt het ons ineens op dat ze totaal niet aan het stereotype van een vrouw voldoen. Ze zijn dan ineens koud. Een competente man is gewoon competent, een competente vrouw is een bitch. Daarbij past eigenlijk maar één conclusie: Go KPN!

Ap Dijksterhuis is hoogleraar ­pychologie aan de Radboud Universiteit ­Nijmegen en mededirecteur van advies­bureau Dijksterhuis & van Baaren.